1235_180529_1
1235_180529_2
1220_180529
1244_180529
|
Info:
Zomertalingen zijn prachtige eenden die broeden
in open moerassen en agrarisch gebied met
voedselrijke sloten en ondiepe plassen, voorzien
van rijke, niet al te hoge en dichte water- en
oevervegetatie. Het nest bevindt zich in dichte
kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel
bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk
materiaal, en wordt op of net onder de
waterspiegel verzameld. Zomertalingen zijn
lange-afstandstrekkers die ten zuiden van de
Sahara overwinteren, onder meer in de Sahel.
De mannetjes met een paarsbruine kop en een
opvallende oogboog als een witte halve maan. De
borst is bruin, de flanken fijn grijs gebandeerd
en de spitse schouderveren zijn zwart-wit met
een blauw accent. Vrouwtjes lijken sterk op
vrouwtjes wintertaling maar zijn groter, missen
de witte streep op de staartzijde en hebben een
vaag gestreepte kop. In vlucht opvallend
lichtblauwe voorvleugel.
Geluid: Mannetje heeft een kenmerkende droge,
korte, krakende roep, een beetje kikkerachtig.
Vrouwtje heeft een hoge kwaak.
Broedbiotoop:
Start met broeden tussen april en mei en de
broedtijd duurt tot uiterlijk juli. Heeft één
legsel van meestal 8 tot 11 eieren. Het nest
bevindt zich in dichte oevervegetatie.
Broedduur: 21-23 dagen). Broedt in paartjes of
losse groepen, maar is doorgaans wel vrij
territoriaal. De jongen kunnen na 35-40 dagen
vliegen.
Leefgebied:
Drassige en moerassige gebieden met een goede
waterkwaliteit en veel water- en oeverplanten
zijn een ideale broedplaats voor de zomertaling.
Ook in graslandgebieden met veel hooiland en
open water. Buiten het broedseizoen zoekt de
zomertaling bij voorkeur grote zoetwatermeren
op, met veel drijvende- en oevervegetatie.
Gedurende de trek bezoeken ze om te rusten
eveneens kwelders en lagunes langs de kust.
Voedsel:
Zomertalingen zijn omnivoor, maar hun
dieetvoorkeur verschilt duidelijk per periode.
In de winter eten ze met name plantaardig
materiaal, zoals zaden, waterplanten en gras. In
de lente en de zomer komen daar insecten(larven)
en week- en waterdieren bij.
Trek:
In juli
trekt de zomertaling vanuit de broedgronden in
Europa naar het overwinteringsgebied in noord-
en midden Afrika. Daar trekt de soort dan nog
over kleine afstanden op zoek naar de meest
geschikte en voedselrijke locaties. Gedurende de
trek scholen ze in grote groepen samen in rust-
en foerageergebieden. Zo zeldzaam als ze bij ons
zijn geworden, zo massaal komen ze nog voor in
het overwinteringsgebied dat ten zuiden van de
Sahara ligt, in de Sahel. Op en rond het
Tsjaad-meer bijvoorbeeld overwinteren massa’s
zomertalingen uit heel het verspreidingsgebied.
In februari trekt de soort weer noordwaarts.
Komt in Nederland aan in maart-april. |