2025_111123
4164_130305
4165_130305
4166_130305 |
Info:
De smient wordt om zijn kenmerkende roep ook wel
'fluiteend' genoemd. In Nederland broeden
slechts enkele paartjes, maar in de winter is de
smient talrijk aanwezig. Smienten komen vanuit
Scandinavië en Siberië naar Nederland om te
overwinteren. Een aanzienlijk deel van de
Noordwest-Europese populatie overwintert hier:
het zijn er honderdduizenden. Daarom heeft
Nederland een extra verantwoordelijkheid om voor
de smient te zorgen. Op een winteravond is hun
alleraardigste, fluitende roep te horen als
smienten over vliegen: op weg naar het zuiden of
op weg naar de graslanden, om hun buikjes vol te
eten.
Mannetjes hebben een kastanjebruine kop met
roomgele streep op het voorhoofd. Hun borst is
roze-achtig, de flanken grijsblauw met witte
dijvlek, de onderbuik is wit; de
onderstaartdekveren zijn zwart. In de vlucht
valt bij het mannetje de grote witte
vleugelvelden op. Vrouwtjes zijn rossig bruin of
grijsachtig met variabele diffuse vlekken met de
blauwgrijze snavel en witte buik als
opvallendste kenmerken.
Geluid:
De mannetjes roepen een vrolijk ‘wiéuw’. Het
geluid draagt ver, vooral op windstille avonden.
Broedbiotoop:
Broedt van mei tot en met juni. Heeft doorgaans
één legsel van 7 tot 8 eieren. Soms met een
tweede legsel, als het eerste verloren is
gegaan. Broedduur: 23-25 dagen. Nestelt alleen
of met kleine groepjes, dicht bij elkaar. De
jongen kunnen na 40-45 dagen vliegen.
Leefgebied:
Buiten het broedseizoen heeft de smient een
voorkeur voor waterrijke graslandgebieden. Rust
meestal overdag op grote meren. Smienten zijn
vogels die dicht bij schone, zoete wateren met
een rijke oever- en waterbegroeiing broeden.
Ideaal zijn de wetlands omgeven door open
vegetatie en landbouwgrond in arctische en
boreale streken. Komt niet zuiver en alleen in
zoet water voor.
Voedsel:
Dieet bestaat voor bijna 100% uit plantaardig
voedsel. De smient eet bladeren, zaden, wortels
van planten, gras en algen. Alleen het vrouwtje
eet in het broedseizoen als aanvulling op haar
dieet ook wel muggen, zodat ze in goede conditie
blijft.
Trek:
Smienten
trekken en zijn daarbij erg beïnvloedbaar door
koude weersomstandigheden. Ze trekken in grote
groepen vanuit hun arctische broedgebieden in de
late zomer in zuidelijke en zuidwestelijke
richting, naar de overwinteringsgebieden in
landen aan de Noordzee, West- en Zuidwest-
Europa. De meeste smienten arriveren in oktober
en november in Nederland. De smienten die in
Nederland overwinteren, vertrekken in de periode
februari-april en beginnen in mei met broeden. |