0477_111217
0585_111217
0594_111217
0662_111217 |
Info:
Pijlstaarten doen hun naam eer aan met de
opvallend lange en spitse staart, die hen een
sierlijk uiterlijk geeft. De staart valt, samen
met de lange hals, vooral op wanneer ze komen
overvliegen. Pijlstaarten broeden langs ondiepe
meren in open gebieden. In Nederland is de
pijlstaart vooral te gast gedurende milde
winters, bij koude trekken pijlstaarten verder
naar het zuiden. De pijlstaart is een van de
zeldzaamste broedvogels van ons land en staat op
de Rode Lijst. Hij is nooit algemeen geweest,
want Nederland ligt aan de zuidrand van het
overigens zeer grote verspreidingsgebied.
Mannetjes hebben een lange nek met een
donkerbruine kop en een witte buik en hals,
waarbij het wit in een smalle streep tot achter
het oor doorloopt. Verder grotendeels grijs
gekleurd met een opvallende zwart-witte staart
en een zwartgroene spiegel. Op de bovendelen
lange zwart met roomkleurige veren. Vrouwtjes
lijken veel op wilde eenden maar hebben een
donkergrijze snavel en een egaal lichtbruine
kop.
Geluid:
Man hoog bijna fluitend tijdens balts, vrouw
kwaakt.
Broedbiotoop:
Broedt van midden april tot juli. Eén legsel met
6 tot 12 eieren. Alleen als het eerste legsel
verloren gaat wordt aan een volgend legsel
begonnen. Broedduur: 22-24 dagen. Geen
koloniebroeder, maar losse groepen komen voor,
met nesten soms maar enkele meters van elkaar.
Het nest bevindt zich op droge bodem, verstopt
in vegetatie, vaak in de buurt van water, maar
op kwelders ook op grotere afstand daarvan. De
jongen van de pijlstaart kunnen na 40-45 dagen
vliegen
Leefgebied:
Heeft een voorkeur voor open gebieden, zoals
grasland, prairie en toendra, met ondiepe
wateren om naar voedsel te kunnen zoeken.
Gedurende de winter bezoekt de pijlstaart ook
grote binnenlandse meren, delta's en getijde
gebieden. In Nederland zijn met name het
Waddengebied, het IJsselmeer en de Delta
aantrekkelijk als leefgebied. De enkele
broedgevallen die in Nederland voorkomen, worden
doorgaans in die gebieden gemeld.
Voedsel:
Eet zowel
plantaardig als dierlijk materiaal dat uit het
water wordt gehaald. Met z'n lange nek kan hij
dieper 'grondelen' dan andere soorten. De vogel
kantelt daarbij voorover, met zijn kop en hals
geheel onder water. Met zijn slanke snavel, aan
de binnenkant voorzien van korte, fijne
tastlamellen, zoekt hij vooral plantenzaden,
maar hij eet zo ook insecten en kleine visjes.
Trek:
Trekvogel
bij uitstek. Alleen populaties in het meest
zuidelijke gedeelte van het verspreidingsgebied
blijven soms jaarrond op dezelfde plek. De trek
naar overwinteringsgebieden begint al in
augustus. Nederland ligt precies op de zuidgrens
van het areaal van de pijlstaart. Daardoor is de
soort bij ons een onregelmatige broeder.
Daadwerkelijke trek van pijlstaarten wordt niet
vaak gezien, zeker niet in het voorjaar (vooral
maart). Pijlstaarten trekken meestal ’s nachts
en op grote hoogte, in meewindsituaties. Dat
betekent in het voorjaar: zuidwestenwind.
Pijlstaarten trekken vaak in grote groepen, in
lange slierten of in V-formatie. Ze zijn goed
herkenbaar aan de lange nek en lange staart. |