0723_040412
2596_080103
2606_050529
3998_080103 |
Info:
Afrikaanse soort die sinds het einde van de
jaren 1960 in Nederland een gewone verschijning
geworden. Ontsnapte siervogels wisten zich net
als in andere West-Europese landen goed te
handhaven. Inmiddels is de nijlgans niet meer
weg te slaan uit Nederlandse natuur- en
weidegebieden en stegen de aantallen enorm. Komt
vooral voor in het westen en noorden van het
land en langs de grote rivieren. In de vlucht
vallen de zwart-witte vleugels op. Verdedigt
zijn territorium fel.
Nijlganzen zijn vaal grijsbruin gekleurd met
roodbruine bovendelen. Op de borst zit een
donkere vlek en de kop en hals zijn lichter, met
een opvallende donkere vlek rondom het oog. De
vleugels zijn zwart met een groenglanzende
spiegel en een groot wit vlak. Roze, lange
poten. Heeft vaak een oprichte houding. Jonge
nijlganzen zijn lichter van kleur en hebben geen
vlekken rond oog en op de borst.
Geluid: Man heeft een hees herhaalde roep met
soms een versnelling. Roep van de vrouw lager en
harder; meer snaterend en soms versnellend. Bij
gevaar blazen beide.
Leefgebied:
Overal in de buurt van water kunnen nijlganzen
voorkomen, in weidegebieden, bij meren en
meertjes in parken van dorpen en steden etc. Ze
rusten en ruien op open water. Ze broeden ook
nabij water, maar kunnen ook tot diep in het bos
broeden in oude nesten van roofvogels.
Broedbiotoop:
Kan het hele jaar broeden, maar meestal van eind
maart tot eind mei. Een of twee broedsels per
jaar, meestal 6-9 eieren. Nest fel verdedigd.
Het bevindt zich vaak in boomholtes of onder
struik/boom bij water. Broeden ook in oude
nesten van blauwe reigers, ooievaars en, tot
diep in bos, van buizerds en haviken. Broedduur
28-30 dagen, jongen (nestvlieders) na 65-70
dagen vliegvlug. Trekken daarna nog lang als
familie rond.
Voedsel:
Nijlganzen
foerageren op graslanden waar ze gras en kruiden
eten; ook eten ze oogstresten op bouwland, met
name mais. Daarnaast eten ze waterplanten, zoals
fonteinkruiden. Foerageert lopend en zwemmend,
ook grondelend.
Trek:
Nijlganzen zijn in Nederland standvogels. Na de
broedtijd zwerven ze rond en kunnen ze nog een
behoorlijke afstand afleggen. |