5026_161108
6962_130522
0848_040416
2029_040520 |
Info:
Er is bijna geen park, kanaal of sloot in
Nederland zonder meerkoeten. Zoet water met wat
oevervegetatie is genoeg. De aantallen in
Laag-Nederland zijn het grootst. Tijdens het
broedseizoen verdedigen deze zwarte vogels hun
territorium fel tegen indringers.
Volledig roetgrijs gekleurd met een zwarte kop
en een smalle witte vleugelachterrand. Spitse,
witte snavel en witte bles. Adulten hebben een
rode iris.
Geluid: Gevarieerd: o.a. keffende, niesende en
zachte geluiden.
Leefgebied:
Broedt meestal in oevervegetatie van zoet water.
Meerkoeten zoeken hun voedsel op en rond het
water. Van oorsprong zijn meerkoeten echte
moerasvogels, met poten die bijzonder geschikt
zijn om te lopen op drijvende vegetatie (kraggen)
en wortels van riet- en lismoerassen. Maar is
eigenlijk overal te vinden waar zoet water is:
beken en meren, moeras, oevers, park en tuin,
plassen, rietland en ruigte, rivieren, stedelijk
gebied en (verlandende) vennen. Vooral gebieden
met een flinke oeverbegroeiing zijn populair,
hoewel de soort zich ook kan redden in vaarten
met een beschoeiing en nauwelijks waterplanten.
In de winter kunnen groepen - die kunnen bestaan
uit vele honderden vogels - in weilanden
verblijven.
Broedbiotoop:
Heeft twee tot drie legsels per broedseizoen dat
loopt van maart tot in juli. Meestal 6-10
eieren. Broedduur: 21-25 dagen. Broedt meestal
in de buurt van andere meerkoeten, die fel
bevochten worden om de beste plek. Maar
meerkoeten broeden ook wel onbeschut op een
drijvend nest. Nesten meestal van riet en
wortels, gebruikt in de stad ook allerlei afval.
De jongen verlaten het nest meteen en kunnen na
zo'n 56 dagen vliegen. Worden in het begin
gevoerd door de ouders.
Voedsel:
Meerkoeten eten vooral waterplanten, maar zeker
wanneer er jongen zijn worden ook allerlei
waterdieren, zoals slakken en visjes, gevoerd en
gegeten. Ze eten ook gras. Meerkoeten duiken
vaak naar voedsel. Door de grote hoeveelheid
lucht in hun verenkleed moeten ze moeite doen om
onder water te komen; ze maken een sprongetje
bij het duiken en zetten zich met hun poten af.
Kort daarop komen ze als een grote dobber weer
naar boven.
Trek:
Meerkoeten
die in Nederland broeden, brengen de winter
meestal ook in Nederland door. Een deel trekt
weg naar Spanje en Portugal. In Nederland
overwinteren ook veel meerkoeten uit
noordoostelijke streken. In het najaar
verzamelen zich tienduizenden meerkoeten op het
Veluwemeer en het Markermeer, op zoek naar
waterplanten. Later meer verspreid. Trekt 's
nachts en solitair en is in het voorjaar dan
soms te horen. |