Krakeend, Gadwall, Anas strepera

1866_111102

1872_111102

1878_111102

2043_111123
Info:
Krakeenden zijn nauw verwant aan de wilde eend en sterk toegenomen in Nederland. Komt hier en daar zelfs in steden voor. Hij broedt veel later in het voorjaar dan de wilde eend en graag in ruigte bij zeer voedselrijk water.

Herkenning
Mannetjes hebben een bruine kop en een zwart achterlijf met lichtbruine staartpunt. De rest van het lichaam is grijs met een fijne tekening, wat het beste te zien is op de borst. De schouderveren zijn opvallend lang en beige van kleur en de snavel grijszwart. Vrouwtjes lijken sterk op de wilde eend. De witte spiegel, de witte buik en de oranje snavel vormen de belangrijkste kenmerken om vrouwtjes van wilde eenden te onderscheiden.

Geluid: Mannetjes krakeenden laten tijdens de balts hoge fiep-geluidjes horen, afgewisseld met een droog è. De vrouwtjes krakeenden maken snaterende geluiden.

Leefgebied:

Krakeenden broeden langs meren en kanalen, in hoog opgaande ruigte. Hier zijn de nesten betrekkelijk veilig en worden ze, in vergelijking met andere eenden, niet zo snel uitgemaaid. Voorkeursbiotoop is laaggelegen land met open zoetwatergebieden, langzaam stromend water en een ruige, soortenrijke oevervegetatie. Soms wordt ook in gebieden met brak water gebroed. Ze zoeken graag grote open wateren op en geven daarbij blijk van een voorkeur voor wateren waar op een kunstmatige manier door de mens is ingegrepen in de loop ervan. Bijvoorbeeld in de vorm van dammen en taluds. Vermoedelijk is dit omdat op het stenige substraat van deze structuren draadalgen en wieren groeien die de krakeend eet.
 
Broedbiotoop:
Start relatief laat in het jaar met broeden, in de periode mei - juli, en legt dan 8 tot 12 eieren. Broedt in een nest op de grond, goed verstopt tussen droog, dicht en kruidenrijk gras en bladeren. Vaak een eindje van het water af. Broedduur: 24-26 dagen. .Broedt in paartjes of losse groepen. Het komt voor dat eieren in het nest van een ander gelegd worden. De jongen kunnen na 45-50 dagen vliegen.
 
Voedsel:
Krakeenden zijn vooral planteneters (bladen, stengels en zaden), maar enig dierlijk voedsel is hen niet vreemd. Vooral tijdens de wintermaanden vormen insecten en bijvoorbeeld weekdieren een rijke aanvulling op hun dieet. Ook kan het zijn dat ze deels 'per ongeluk' worden gegeten, doordat bijvoorbeeld waterdiertjes zich in de vegetatie ophouden.
 
Trek:
Krakeenden uit het noordelijke deel van het verspreidingsgebied trekken voor de winter naar het zuiden. Meer in het zuidelijk deel van het verspreidingsgebied ook standvogel. Trekt van het gematigde Midden- Europa zo ver als Noord- Afrika.
 
(info van vogelbescherming.nl)