9576_160108
9584_160108
9590_160108
9594_160108 |
Info:
Kleine zwanen zijn van eind september tot eind
maart in Nederland te zien. De wereldpopulatie
wordt geschat op hooguit 15.000 vogels, waarvan
er de laatste jaren maximaal 10.000 in Nederland
overwinteren, vooral op graslanden en akkers.
Kleine zwanen broeden op de arctische toendra's
langs de Barentszzee en verder naar het oosten.
De kleine zwaan heeft in tegenstelling tot de
wilde zwaan minder geel op de snavel, dat niet
uitloopt in een punt. Verder is hij duidelijk
kleiner en heeft hij een kortere nek. Jongen
zijn blauwgrijs.
Geluid: Toeterend, maar niet zo schel als van
wilde zwaan. Ook zacht "hoe…", haast menselijk.
Leefgebied:
Kleine zwanen foerageren tijdens hun
winterverblijf in Nederland vooral op grazige
veenweiden, akkers en grasland. Ze eten op
graslanden het eiwitrijke Engelse raaigras. In
gebieden met vrij ondiep water, zoals het
Veluwemeer en Lauwersmeer, eten ze vooral de
winterknolletjes van fonteinkruiden. Ze slapen
op het water. Broedt op toendra's van
Noord-Siberië.
Broedbiotoop:
Broedt
niet in Nederland. Kleine zwanen broeden op de
arctische toendra's langs de Barentszzee en
verder naar het oosten, waar ze 3-5 eieren
leggen.
Voedsel:
Kleine
zwanen die in de herfst naar Nederland komen
zoeken eerst grote open wateren op, vooral het
Lauwersmeer, Veluwemeer en IJsselmeer. Hier
foerageren grote groepen op ondergedoken
waterplanten. Later verkassen ze naar graslanden
en steeds vaker akkers. Ze eten voedselresten op
akkers - mais, aardappelen - en ze eten het
eiwitwitrijke gras op graslanden. Kleine zwanen
zijn ook te vinden bij ondergelopen grasland,
bijvoorbeeld na overstromingen langs de Grote
Rivieren.
Trek:
Kleine
zwanen trekken in zuidwestelijke richting van
hun broedgebied naar Noordwest-Europa om te
overwinteren. Tussenstops maken ze in de
Baltische landen en Denemarken. Ze overwinteren
in Groot-Brittannië, Denemarken, Duitsland en
Nederland. Driekwart van de wereldpopulatie
bevindt zich 's winters in Nederland. Kleine
zwanen arriveren vanaf oktober in ons land en
verlaten het in februari of maart, tegenwoordig
steeds vaker al in december-januari. |