Indische Gans, Bar-headed Goose, Anser indicus

5537_170117

7654_130604

7661_130604

7683_130604
Info:
De Indische gans is net als de nijlgans vanaf 1986 in Nederland gaan broeden dankzij uit volières ontsnapte vogels. Door de markante koptekening en het lichtgrijze verenkleed valt de soort vaak op in groepen ganzen. Normaliter broedt hij in Mongolië en (Oost-)China, en trekt op 10 km hoogte door de Himalaya naar India, Bangladesh en Myanmar.

Relatief kleine, lichtgrijze gans met donkerbruine achternek die doorloopt op achterhoofd en vanaf daar lopen twee strepen schuin omlaag naar oog en oor. Witte kop en keel, doorlopend in een witte streep langs de zijkant van de hals, en voorhals en buik lichtbruingrijs. Snavel en poten oranje.

Geluid: Nogal nasale, toeterende roep, niet direct herinnerend aan gans.

Leefgebied:

Natte weilanden, vennen, moerassen en rietgebieden. In de winter in moerassen, meren en rivieren.
 
Broedbiotoop:
Broedt in oorspronkelijk verspreidingsgebied vanaf eind mei-juni, maar in Nederland vanaf half april-begin mei. Eén legsel met meestal 4-6 eieren. Broedduur 27-30 dagen. Broedt solitair of in los-vaste kolonies tot enkele tientallen paren. Nesten vaak langs de rand van het water, liefst op eilanden; gebruikt steeds zelfde nest. Jongen kunnen zichzelf voeden na 3-4 dagen, maar zijn vliegvlug na 49-60 dagen.
 
Voedsel:
Voornamelijk vegetarisch, eet grassen, blaadjes en wortels van allerlei groen.
 
Trek:
In zijn natuurlijke verspreidingsgebied trekt de Indische gans op 10 km hoogte door de Himalaya naar India, Bangladesh en Myanmar. In Europa trekken ze veel kortere afstanden, samen met andere ganzen, zoals brandgans. 
 
(info van Vogelbescherming.nl)