Geoorde Fuut, Black-necked Grebe, Podiceps nigricollis

2193_160603

2196_160603

2223_160603

2226_160603
Info:
Van maart-april tot begin augustus treffen we de geoorde fuut aan in zijn broedgebied. Dat bestaat uit ondiepe (duin)meren, plassen en vennen met oevervegetaties. De aantallen broedparen fluctueren en schommelen in goede jaren rond de 500. Kerngebieden zijn de Drentse en Noord-Brabantse vennen. De geoorde fuut broedt vaak in gezelschap van kokmeeuwen.

Kleiner dan gewone fuut. In prachtkleed kop, hals en bovenzijde zwart. Waaier van goudgele pluimen achter rood oog. Kruinveren iets verlengd. Flanken kastanjebruin, onderkant wit. Winterkleed bovenste helft kop zwart tot onder het oog (kuifduiker tot aan het oog). Onderste helft kop wit. Voorkant hals grijs met wit, achterkant grijsbruin. Bovenzijde zwartbruin, onderzijde wit. Opgewipt snaveltje.

Ietwat fluitend en ver dragend. Buiten broedtijd zelden te horen.

Leefgebied:

Het luistert nauw bij de broedgebieden van de geoorde fuut. De soort broedt in kleine, ondiepe wateren die rijkelijk begroeid zijn en voldoende voedsel, vooral insecten en hun larven, bieden. Daarnaast bieden de oevers veilige, beschutte nestgelegenheid in bijvoorbeeld riet of zegge. Als broedvogel kan de geoorde fuut sterke schommelingen vertonen, samenhangend met veranderingen in de waterstand. Onder droge omstandigheden blijven broedgebieden vaak verstoken, of broeden er kleinere aantallen. In de winter op grote meren en op zout water (ondiepe kustzone, estuaria).
 
Broedbiotoop:
Broedperiode van half april tot half juli. Meestal koloniebroeder, soms ook een paar broedparen bij elkaar of solitair. Ze broeden vaak samen met kokmeeuwen. Eén legsel, soms twee met gemiddeld 3-4 eieren. Broedduur 20-21 dagen. Nest is een vlotje van plantaardig materiaal, verankerd aan watervegetatie. Nestplaats in ondiep water, verborgen tussen riet of zegge. Jongen komen asynchroon uit. Jongen worden op de rug gedragen en warm gehouden en zijn na 4-6 weken zelfstandig.
 
Voedsel:
Hoofdzakelijk insecten en hun larven. Afhankelijk van de plaats en tijd van jaar ook schelp- en schaaldiertjes, amfibieën en kleine vis. Voedsel wordt van wateroppervlak gehaald of duikend. Ook vliegende insecten. Duikt naar voedsel.
 
Trek:
Vanaf juli worden de broedgebieden verlaten. Overwintert op open, ijsvrije meren en langs kustwateren. ’s Winters langs West-Europese kust, Adriatische Zee, Kaspische Zee, Zwarte Zee en Middellandse Zee. In Nederland vooral Grevelingen, Veerse Meer en elders in de Delta. Aantallen tot soms wel rond de 8.000 vogels. 
 
(info van Vogelbescherming.nl)