3466_150322
4585_150330
4950_161024
4955_161024 |
Info:
De eider is een forse eend die alleen langs
kusten leeft. In Nederland is de eider vooral
waar te nemen in het Waddengebied. Nederland
ligt aan de zuidgrens van het broedareaal. De
meeste eidereenden broeden in arctische streken.
Mannetjes hebben in prachtkleed een contrastrijk
uiterlijk in wit en zwart, met een olijfgroene
vlek in de hals en een roze borst. Vrouwtjes
zijn bruin. Kop en snavel hebben een krachtige
driehoekige vorm, geschikt voor het openbreken
van schelpdieren. Aan het einde van de snavel
bevindt zich een hoornige 'tand', waarmee eiders
de sluitspieren van schelpdieren kunnen
bewerken.
Man tijdens balts laag "hoe…", bijna menselijk.
Vrouw laag en rauw.
Leefgebied:
Komt vrijwel alleen op zoute wateren voor. De
Nederlandse broedpopulatie nestelt vooral in de
duinen op de Waddeneilanden, steeds vaker ook in
boerenland. Ook de rest van het jaar is het
Waddengebied de voornaamste verblijfplaats, met
wat uitspreiding naar de mondingen van onze
delta. De soort komt verder verspreid voor langs
de kust van Noord-Europa, overal met een
voorkeur voor het kustgebied en rotsachtige of
met gras begroeide eilanden om te broeden.
Broedbiotoop:
Legtijd in Nederland van begin april tot begin
juni. Heeft één legsel met meestal 4-6 eieren.
Broedduur 25-28 dagen, nadat het laatste ei is
gelegd. Het vrouwtje maakt nesten op de bodem en
broedt de eieren uit. Het nest is een holletje
bekleed met gras, soms goed verstopt, soms meer
open. Broedt meestal in losse kolonies. Soms
leggen vrouwtjes hun eieren in het nest van
andere soortgenoten. De jongen zijn vliegvlug
met 65-75 dagen. Ze zijn al zelfstandig vanaf 50
dagen. Vrouwtjes eiders begeleiden een 'crèche'
met jongen van henzelf en andere nesten.
Voedsel:
De eider leeft van schelpdieren, krabben en
kreeftachtigen. Exploitatie van kokkel- en
mosselbanken in de Waddenzee speelt de eider
parten.
Trek:
Het overgrote deel van de eiders trekt van de
noordelijke kustgebieden naar het zuiden, tot
aan zuidelijk Frankrijk. Over het algemeen is de
soort geen grote afstandstrekker. Een deel van
de Europese populatie overwintert op de
broedlocatie. Nederland ligt aan de zuidgrens
van het broedareaal. |