4021_080101
|
Info:
Dwergmeeuwen zijn in Nederland zeldzame
broedvogels. Op doortrek worden ze in groter
aantal waargenomen. Dwergmeeuwen zijn vrij klein
en maken daardoor niet veel indruk op een
roofdier dat een nest nadert. Ze wonen dan ook
graag in bij een kolonie kokmeeuwen - deze zijn
veel agressiever - en maken hier gebruik van bij
het verjagen van (mogelijke) vijanden.
Adulte vogels hebben een zwarte kop en vleugels
met grijszwarte onderkant en een witte
achterrand die om de top heen gaat. In de winter
wordt de kop wit, met een zwarte pet en zwarte
oorvlek.
Jonge vogels hebben net als jonge drieteenmeeuw
een zwarte W op de vleugels, maar de zwarte boa
ontbreekt, ze hebben wel het koppatroon als een
adult winter dwergmeeuw, en in vlucht is een
grijze baan te zien over de armpennen tot aan de
zwarte handpennen. Een zeer goed kenmerk is een
zwarte vlek op het lichaam bij de achterkant van
de vleugel. Dwergmeeuwen hebben qua uiterlijk en
levenswijze veel gemeen met moerassterns.
De roep is kort en hard "kjieu!" en herhaald "ti-kiew"..
Leefgebied:
In Europa broeden dwergmeeuwen in terreinen met
pioniersvegetaties, zoals kwelders, spaarzaam
begroeide zandplaten en recent ingepolderde
gebieden, maar ook in laagveen moerassen. Komt
zeer sporadisch in Nederland tot broeden. 's
Winters trekt de soort naar grote open wateren
en vooral naar zee.
Broedbiotoop:
Broedt vanaf eind juni tot juli. Heeft 1 legsel
van meestal 2-3 eieren. Broedduur 23-25 dagen.
Nestelt vaak in kolonies van kokmeeuw en
visdief. Nest is een ondiep kuiltje van gras in
de buurt van water, broedt ook op drijvende
vegetatie in het water. Jongen vliegvlug in
21-24 dagen.
Voedsel:
Voedsel bestaat voornamelijk uit insecten die
hij van het wateroppervlak pikt, op een
typerende wijze die aan moerassterns doet
denken. Jaagt ook op vliegende insecten. Leeft
op zee vermoedelijk van kreeftachtigen, die hij
van het wateroppervlak oppikt.
Trek:
Trekt vanuit broedgebieden in Oost-Europa en
Finland (en verder oostelijk) langs de kust,
over zee en langs binnenwateren en rivieren naar
overwinteringsgebieden van Zwarte, Kaspische en
Middellandse Zee en Atlantische Oceaan westelijk
hiervan. Trekt vaak in middelgrote groepen en
associeert zich met moerassterns. Met name
tussen half april en half mei kunnen grote(re)
groepen worden gezien in Nederland, ook in het
binnenland. |