0453_111215
5883_130421
9741_160119
3739_040630 |
Info:
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner
van het waterrijke Nederland. Het is een forse,
donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed
instrument voor de visvangst. Hun vlucht is
stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn
naar hun bestemming. Vertrouwd is ook het beeld
van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te
laten drogen. Aalscholvers broeden in kolonies.
De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk
is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk
veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel
zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’
uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op
hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit
bevederd en de kruin en nek van zilverwitte
manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan
geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van
het broedseizoen.
Leefgebied:
Leeft
nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies
nabij grote wateren en veelal in bomen. Op
eilanden die vrij zijn van predatie ook op de
grond of in riet. Grootste kolonies in het
IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden,
Deltagebied en Hollandse duinen en
moerasgebieden. Enkele kolonies in
rivierengebied. In Scandinavië en
Groot-Brittannië zeevogel, broedt daar op
rotskusten. Buiten de broedtijd niet aan de
kolonies gebonden. Grote concentraties doorgaans
in Waddengebied (nazomer), IJsselmeergebied
(inclusief Markermeer), Deltagebied en langs de
rivieren.
Broedbiotoop:
Broedperiode begint vroeg, soms al in december.
Late broedsels tot in juni, kolonies dan tot
eind augustus bezet. Tweede legsels vanaf half
april, maar lagere aantallen. Broedt in
kolonies, dicht bij visrijk water. In het
binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in
duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal
in bomen, soms ook op de grond of in riet.
Baltsritueel op nest, waarbij overvliegend
vrouwtje wordt aangetrokken door onder meer de
fel afstekende witte dijen. Nest van gemiddeld
3-4 eieren. Broedduur 27-31 dagen. Jongen
vliegvlug na zo'n 50 dagen.
Voedsel:
Vis,
vooral de vissoorten die plaatselijk het meest
voorhanden zijn. Paling (aal) is dat allang niet
meer. Veelal vissoorten die commercieel minder
interessant zijn. Uit de Nederlandse
binnenwateren vooral soorten als pos, baars,
blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke
hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het
tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem
eet watervlooien die de algen in bedwang houden.
Trek:
Trekbewegingen afhankelijk van geografische
regio. Britse vogels verlaten broedgebieden en
vertrekken naar de kust of naar visrijke
gebieden landinwaarts. Aalscholvers van rond
Kaspische en Baltische zee overwinteren in open
wateren of trekken naar Middellandse Zee.
Aalscholvers uit West-Europa verspreiden zich of
trekken zuid tot zuidwestwaarts naar open meren
of kustgebieden, tot aan Tunesië. Wegtrek van
onze aalscholvers bij streng winterweer,
overwegend zuidwaarts tot aan Middellandse Zee.
Tijdens trek en in winter in ons land
aalscholvers uit Oostzeegebied en
Noord-Duitsland. |