9177_130626
9179_130626
9180_130626
|
Info:
De zwartkop is de laatste decennia sterk in
aantal toegenomen door natuurlijker bosbeheer en
ouder wordende bossen, zoals in Flevoland en de
duinen. Heeft een voorkeur voor struiken en
oudere bomen. Laat zich niet altijd makkelijk
zien, maar zijn melodieuze zang is in het
voorjaar des te beter te horen.
De zwartkop is ongeveer net zo groot als een
koolmees en dankt zijn naam aan de zwarte pet op
zijn kop, die alleen het mannetje draagt. Het
vrouwtje heeft een roestbruine pet. Bij het
mannetje is de rest van het verenkleed grijs,
bij het vrouwtje grijsbruin. Een jong mannetje
heeft in de winter een zwarte pet, met bruine
vlekken. De zwartkop vliegt weinig en laat zich
vooral horen.
Geluid:
Melodieus en gevarieerd. Kenmerkend zijn de
luide, heldere en hoge tonen aan het einde van
de zang. Bij onraad een herhaald tek-tek.
Broedbiotoop:
Zang vanaf half maart tot in juli. Broedperiode
vanaf half april tot eind juni, met piek in mei
en begin juni. Eén tot twee broedsels per jaar,
meestal 4-6 eieren. Broedduur 12-16 dagen. Maakt
zijn komvormig nest vaak laag in dicht
struikgewas, zoals braam. De jongen zitten 11-12
dagen op het nest. Na het uitvliegen worden ze
nog 2-3 weken gevoerd.
Leefgebied:
Broedt in bossen en halfopen landschappen met
bomen en struiken. Leeft bij voorkeur in loof-
en gemengde bossen met een rijke ondergroei van
vooral bramen. Komt ook voor in parken, tuinen
en andere halfopen landschappen met bomen en
struiken.
Voedsel:
Eet tijdens de broedperiode insecten. De rest
van het jaar vooral allerlei soorten bessen en
vruchten.
Trek:
Zwartkoppen trekken grotendeels weg vanaf half
augustus tot half oktober naar het zuidwesten,
samen met Duitse en Scandinavische broedvogels.
Ze overwinteren in Zuid-Engeland of het
westelijk deel van het Middellandse Zeegebied:
voornamelijk Spanje, Marokko en Algerije.
Zwartkoppen keren in begin april terug in
Nederland en steeds vaker al in maart. |