7075_170530
7076_170530
7336_170620
7342_170620 |
Info:
Roodborsttapuiten vind je op heides, in de
duinen, in ruige, open moerasgebieden en in
halfopen boerenland. Het zijn vogels van open
tot halfopen, vaak droge terreinen met enige
struweelopslag of hoog opschietende kruiden. Het
goed verborgen nest wordt op of net boven de
grond gebouwd. Vanaf een uitkijkpost in het
territorium wordt het grootste deel van het uit
insecten en ander klein gedierte bestaande
voedsel opgespoord. De mannetjes zijn goed
herkenbaar met zwarte kop, witte halszijden en
feloranje borst.
Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een oranje
borst, maar de mannetjes vallen het meest op. De
vrouwtjes hebben naast die oranje borst bruin
gestreepte bovendelen en twee witte vlekken op
de bovenvleugel. Mannetjes hebben dat ook, maar
daarnaast hebben die een witte stuitvlek, witte
halszijden en een zwarte kop. Hij zit vaak op de
top van heidestruiken. De jonge vogels lijken op
het gespikkelde vrouwtje, maar zijn lichter
bruin en goed gecamoufleerd.
Geluid:
Twee typen zang. Snelle, riedel met
metaalachtige klanken; en een baltszang, met
meer pauzes, heldere fluittonen en imitaties (in
zangvlucht). Roep kenmerkend "wiet..tkk, tkk";
dat laatste als twee kiezeltjes die tegen elkaar
aan worden getikt.
Broedbiotoop:
Broedt vanaf maart en heeft tot wel drie legsels
per seizoen van meestal 4-6 eieren. Broedduur:
14-15 dagen. De roodborsttapuit broedt veelal op
de grond in een goed verstopt nest. De jongen
zitten 13-16 dagen op het nest en zijn na het
uitvliegen meestal nog zo'n 8-14 dagen
afhankelijk van de ouders.
Leefgebied:
Roodborsttapuiten broeden vooral op hoge
zandgronden, langs de gehele kust inclusief de
Waddeneilanden en de Zeeuwse Delta. Ze komen
voor in zowel halfopen boerenland met greppels
en ruige wegbermen als ook natuurgebieden (hei,
moeras, duin). Aan de rand van stedelijk gebied
ook te zien op braakliggende gronden. Het nest
wordt laag bij de grond gemaakt, goed verscholen
in een dichte vegetatie. Roodborsttapuiten
zoeken hun voedsel en nestgelegenheid in
structuurrijke open gebieden; vaak de
overgangszones van open gebied (heide) naar bos.
De toppen van lage bomen en struiken gebruiken
ze als uitkijk- en zangpost.
Voedsel:
Voornamelijk insecten zoals langpootmuggen, maar
ook wormen, rupsen, vlinders, spinnen, slakken,
zaden en bessen.
Trek:
Roodborsttapuiten brengen de winter veelal door
in Zuidwest-Europa, Frankrijk, het Iberisch
Schiereiland en Noord-Afrika. Ze trekken
zuidelijk vanaf september en oktober. In
februari zijn de eerste weer terug in Nederland.
Bij zachte winters overwinteren er ook
roodborsttapuiten in Nederland, vooral in het
kleinschalig cultuurlandschap. |