Ringmus, Eurasian Tree Sparrow, Passer montanus

0643_160315

0650_160315

0667_160316

0668_160316
Info:
De ringmus heeft een voorkeur voor boomrijk agrarisch cultuurland. Vooral aan de rand van dorpen en bij boerderijen is het een vogel die om het huis is aan te treffen. Soms wonen ringmussen in bij ooievaars. Sommige Nederlandse vogels zwerven in de winter rond en kunnen tot in Frankrijk belanden. Maar het merendeel van de broedvogels blijft hier. Te onderscheiden van de huismus door onder meer de roodbruine kop.

De ringmus lijkt veel op de huismus maar heeft een roodbruine kop, lichte wangen met donkere wangvlek, klein zwart befje en een witte bijna doorlopende nekrand. De rug en vleugels zijn bruin van kleur met een witte vleugelstreep. Man en vrouw zijn gelijk.

Geluid: Zang is een huismusachtig getsjilp. Bekendste roep lijkt een beetje op die van zebravink: nasaal tsjep.

Broedbiotoop:
Broedt eind april - juli, soms in kolonies. Heeft 2 en soms 3 legsels van 2 -7 eieren. Broedduur: 11-14 dagen. Ze broeden in natuurlijke holtes, in schuren, onder dakpannen en in nestkasten. Soms aan de zijkant van nesten van ooievaars of buizerds. De eieren worden twee weken bebroed. De jongen verlaten na 15-20 dagen het nest.

Leefgebied:

De ringmus komt vooral voor in kleinschalig cultuurlandschap met bouwland en in dorpen. Vroeger waren ze ook talrijk in bossen en duinen. In een omgeving met veel struikgewas, weilanden met vee en vooral ook oude bomen met enkele holten zijn ringmussen te vinden. Het zijn holenbroeders, die ook profiteren van voor koolmezen opgehangen nestkasten. 
 
Voedsel:
Ringmussen leven vooral van graan, onkruidzaad en insecten.
 
Trek:
De ringmus is een standvogel. Na de broedtijd zwerven ze rond. Een klein deel trekt weg. Ze krijgen in de winter gezelschap van soortgenoten uit Noord- en Oost-Europa. In oktober trekken groepen noordelijke en oostelijke ringmussen door, in maart/april onopvallende voorjaarstrek. 
 
(info van Vogelbescherming.nl)