1513_080624
4707_130317
4796_130319
5039_130321 |
Info:
De pimpelmees is, net als de koolmees, een
bosvogel die zich heeft aangepast aan de
menselijke omgeving. Ook hij broedt graag in
nestkasten en komt in de winter dicht bij huis,
bungelend aan vetbollen en pindanetjes.
Pimpelmezen kunnen zelfs op de dunste twijgjes
nog voedsel kunnen zoeken. Ze stellen niet veel
eisen aan hun leefomgeving en zijn dan ook veel
te vinden in tuinen en parken.
De pimpelmees heeft een kenmerkend blauw
‘petje’, gele borst, smalle, zwarte oogstreep,
zwartblauwe kinvlek en blauwachtige vleugels.
Mannetjes helderder van kleur dan vrouwtjes en
juvenielen.
Geluid: Zang een heldere triller, meestal
aflopend. Varieert per regio.
Broedbiotoop:
Broedt van eind maart tot in juli. Heeft in die
periode 1-2 legsels met elk 7-13 eieren.
Broedduur: 13-15 dagen. Pimpelmezen broeden
behalve in boomholtes ook graag in nestkasten.
De jongen zitten 18-21 dagen op het nest. Als ze
zijn uitgevlogen, worden ze nog zo'n 2-3 weken
gevoerd.
Leefgebied:
In bosrijke gebieden met veel oude loofbomen
komt de pimpelmees in de hoogste dichtheden
voor, daar broeden zij in boomholtes. Ook in
dorpen en steden komt de pimpelmees veel voor en
broedt daar graag in nestkasten. De pimpelmees
is veel te vinden in parken en tuinen, waar zij
ook graag gebruik maken van bijvoedering. 's
Winters ook in rietkragen.
Voedsel:
Gevarieerd. In broedtijd vooral insecten en hun
larven (rupsen), spinnen en andere
geleedpotigen. In de winter ook veel zaden (o.a.
berk, lariks, haagbeuk Spaanse aak) en pinda's;
zijn dan ook veel te vinden op voedertafels. 's
Winters ook in riet, op zoek naar insecten die
uit de rietstengels worden gehakt. Foerageert
vaak vrij hoog in de boom, in dunne takken en
aan twijgen.
Trek:
De pimpelmees is een standvogel en blijft dus in
de regel het hele jaar in ons land. Sommige
dieren zwerven uit richting België en Frankrijk.
In de nazomer vormen lokale broedvogels soms
groepen die tot in de winter intact blijven.
Tussen half september en half november arriveren
overwinteraars en doortrekkers uit Scandinavië
en andere landen rond de Oostzee in ons land. De
voorjaarstrek vindt plaats tussen februari en
april, maar is beperkt. |