3560_130213
3585_130213
3598_130213
3602_130213 |
Info:
De kramsvogel is in Nederland vooral in de
winter te zien. Hoewel de soort wel broedt in
het zuiden en oosten van het land zijn deze
aantallen in het voorjaar erg laag. In najaar en
winter is het 'tsjak-tsjak-tsjak' van groepen
kramsvogels zeer regelmatig te horen. Ze zijn
dol op bessen en appels en daarom goed in
fruitteelt-gebieden te zien. Maar ze zoeken ook
voedsel op weilanden, soms samen met
koperwieken.
Herkenning
Tijdens de vlucht zijn de lichtgrijze stuit en
witte ondervleugels goed te zien, net als de
lange staart met geheel zwart uiteinde. Verder
hebben kramsvogels een bruine mantel en een
overwegend grijze kop. De onderzijde is zwaar
getekend met een oranjegele tint op de borst.
Heeft als hij zit vaak 'afhangende' vleugels.
Geluid:
Roept karakteristiek, "tsjakkend". Zang met
scherpe, krassende tonen.
Leefgebied:
De kramsvogel broedt in halfopen
cultuurlandschap met vochtige graslanden en
boomgroepen, vooral in Limburg, de Achterhoek en
Twente. In het noorden ook in kleine gebieden
met bomen in open, ruig, landschap. De
kramsvogel broedt vaak in een kolonie, met
meerdere nesten per boom en meerdere
aangrenzende bomen bewoond. Voedsel wordt
gezocht in bossen, parken, tuinen en op
weilanden.
Broedbiotoop:
Broedt
vanaf eind april met meestal 5-6 eieren. Heeft
vaak 2 legsels per jaar. Als het habitat goed
is, broeden ze in kolonies. Broeddduur: 10-13
dagen. Nesten bevinden zich vaak in populieren,
wat hoger in de boom. Het nest is meestal goed
te zien, in een vork van dikke takken of tegen
de stam. Predatoren zoals zwarte kraaien worden
fel verjaagd en soms in de vlucht ondergescheten.
Kramsvogels broeden nog maar zelden in
Nederland. De jongen zitten zo'n 12-16 dagen op
het nest voor ze uitvliegen. Jongen zijn vanaf
twee weken (maar ook wel pas na ca. 30 dagen)
zelfstandig.
Voedsel:
Kramsvogels eten vooral wormen en insecten. In
Nederland foerageren ze op weilanden op de
bekende lijstermanier. Hippen, stilstaan, een
regenworm pakken en weer doorgaan. In de winter
eten kramsvogels ook bessen; bessenstruiken als
vuurdoorns kunnen in korte tijd door hongerige
kramsvogels geplunderd worden. Rottend fruit is
ook erg populair bij kramsvogels.
Trek:
De
(weinige) kramsvogels die in Nederland broeden
trekken 's winters weg naar België en Frankrijk
(monding van de Gironde en de loop van Rhône en
Loire). Het zijn geen lange afstandstrekkers.
Veel kramsvogels uit Noord- en Oost-Europa komen
massaal naar Nederland in de winter om hier te
blijven of om verder zuidelijk door te trekken.
Dat begint in september tot ver in november, en
vooral in oktober. Als er sneeuw komt vanuit het
noorden, trekken de vogels massaal naar het
zuiden. Breed uitwaaierende groepen 'tsjakkers'
laten zich zien in het open gebied. Bij kou
trekken kramsvogels meer naar de stad. In het
voorjaar trekken de vogels weer naar het noorden
vanaf februari tot begin mei, met het hoogtepunt
eind maart. |