0355_100214
0356_100214
9887_180314
9889_180314 |
Info:
De koperwiek is een lijster met koperrode
'oksels' die in vlucht opvallend zijn. Het zijn
karakteristieke broedvogels van de naaldbossen
van Scandinavië. Koperwieken zijn alleen in
september tot mei in Nederland te zien, vooral
op besdragende struiken in parken en tuinen en
op weilanden grenzend aan hagen en bosjes.
Koperwieken hoor je in oktober overtrekken. Met
een scherp en lang psriiiihhhh houden de vogels
contact met elkaar. Ze trekken met miljoenen
over Nederland, soms in enkele dagen of zelfs
één dag.
Bovendelen bruin en onderdelen wit met sterke
donkere streping. De flanken en
ondervleugeldekveren zijn koperrood gekleurd en
vallen in de vlucht goed op. De kop is opvallend
getekend met een roomwitte wenkbrauwstreep en
een witte mondstreep.
Geluid:
In vlucht hoog, scherp "psrieee…." in zit kort "tsjuk".
Zang met kenmerkend op ejn neer gaand "turie-turie-turie-turie-tuur…".
Leefgebied:
Koperwieken zijn in de winter regelmatig (in
groepjes) aan te treffen in weilanden,
boomgaarden, bossen, parken en tuinen. Ze
foerageren op besdragende struiken: duindoorn is
populair, maar ook de bessen van hulst,
lijsterbes en kardinaalsmuts eten ze graag. In
zijn Scandinavische broedgebied broedt de
koperwiek in dicht struikgewas en in bomen.
Leeft vooral in naaldbossen, maar ook in
berkenbossen en op bergvlaktes en zelfs in
wilgenbos.
Broedbiotoop:
De koperwiek is geen Nederlandse broedvogel.
Broedt vanaf eind april tot in juli en heeft
twee legsels van meestal 4-6 eieren. Ze broeden
alleen, maar soms ook in los kolonieverband.
Komvorming nest van gras, mos, twijgjes met wat
modder bevindt zich op de grond in dichte
vegetatie, of ergens laag in bosjes of dode
boomstomp. De jongen zitten zo'n 12-15 dagen op
het nest en zijn nog 2 weken na het uitvliegen
afhankelijk van de ouders.
Voedsel:
In de winter voornamelijk wormen, bessen en
zaden. Tijdens de broedtijd insecten, wormen en
slakken.
Trek:
Koperwieken trekken in zuidwestelijke tot
zuidoostelijke richting weg vanuit hun
Fenno-Scandinavische broedgebieden. Er zijn
terugmeldingen van geringde koperwieken uit
Frankrijk en het Iberisch Schiereiland, Italië
en de landen tot aan de Zwarte Zee en Syrië.
Koperwieken overwinteren in Midden- en
Zuid-Europa. Nederland vormt ruwweg de
noordgrens van het overwinteringsgebied. Ze
trekken 's nachts en overdag in soms grote
groepen. In september en vooral oktober zijn ze
met noordenwind soms massaal in Nederland aan te
treffen. De voorjaarstrek valt minder op en
vindt vooral in Oost-Nederland plaats in maart
en april. |