2596_190609
2598_190609
2601_190609
2602_190609 |
Info:
De kleine bonte specht is de kleinste specht in
Nederland, niet veel groter dan een huismus. Ze
klimmen behendig tegen boomstammen op en neer om
voedsel te zoeken. In de broedtijd (vanaf maart)
maar ook in de nazomer laten ze een kenmerkend
kie-kie-ki-ki-ki-ki-ki horen. Hun roffel houdt
langer aan dan de grote bonte specht en klinkt
meer als een naaimachine. In de rest van het
jaar zijn ze zwijgzaam en lastig te vinden.
Kleine specht ter grootte van een mus.
Zwart-witte vogel met horizontale strepen op de
rug en het mannetje heeft een klein rood petje.
Het vrouwtje heeft helemaal geen rood. Heeft een
golvende spechtenvlucht. Roffelt langer dan een
grote bonte specht, maar zachter, meer als een
naaimachine. Deze specht heeft geen rode
'broek'.
Geluid:
Schel, hoog en snel gekiek. Roffel lang
aangehouden.
Leefgebied:
Kleine bonte spechten hebben als broedplek een
voorkeur voor loof- en gemengde bos met zachte
boomsoorten (berk, wilg, els en populier) en
veel dood hout. Maar ze broeden ook wel in de
(harde) beuken. Zulk type bos is aan te treffen
op landgoederen, in parken, natuurgebieden, maar
ook in houtwallen en bij begraafplaatsen,
moerasgebieden en langs rivieren. Ze broeden ook
in hoogstamboomgaarden. 's Winters soms in
rietkragen.
Broedbiotoop:
Broedt in
april-mei. Heeft 1 legsel per jaar van 5-6
eieren. Broedduur: 10-11 dagen. Nestelt meestal
in tak van een dode loofboom of een dood deel
van een levende loofboom. Meeste nesten zachte
bomen zoals berk, populier of wilg, maar ook wel
in beuken. Maakt vrijwel steeds een nieuw hol.
De nestopening is klein en precies rond. De
jongen zitten 21-25 dagen op het nest. Na het
uitvliegen worden de jongen zo'n 14-28 dagen
begeleid door de ouders.
Voedsel:
Kleine
bonte spechten eten hoofdzakelijk insecten.
Zoekt deze op stammen, maar ook takken en
twijgen. 's Winters eten ze ook wel fruit.
Trek:
In Nederland blijft de kleine bonte specht het
hele jaar in zijn broedgebied. Zoekt in de
herfst en winter buiten het eigen territorium
naar voedsel, niet zelden in het gezelschap van
mezen. |