4294_140302
8828_151026
8830_151026
8833_151026 |
Info:
Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van 'onze
gewone' vink. In Nederland broeden jaarlijks
enkele kepen, maar om meer dan drie tot vijf
paren lijkt het niet te gaan. Hoe anders is het
in Fenno-Scandinavië, waar de keep een van de
talrijkste broedvogels is. In de winter
verblijven grote aantallen Scandinavische kepen
in Nederland. Vinken en kepen houden zich 's
winters vaak op in gemengde groepen. Ze kunnen
gemakkelijk worden waargenomen in beukenbossen,
waar ze de afgevallen beukennootjes eten.
Kepen zijn net zo groot als vinken, maar vallen
vooral op door de combinatie van witte buik en
oranje borst en vleugeldekveren. Daarnaast
zitten er ronde donkere vlekken op de flanken en
heeft hij een gele snavel met een zwart puntje
(behalve in broedkleed). Bij het opvliegen is de
witte stuit opvallend. In zomerkleed hebben
mannetjes een ongetekend oranje keel en borst en
een glanzend blauwzwarte kop en mantel.
Vrouwtjes hebben slechts een oranje tint op de
borst en hebben een bruingrijze kop. In de
winter hebben mannetjes lichte, roestbeige zomen
aan de zwarte veren waardoor ze een nogal bont
uiterlijk krijgen.
Geluid:
Omdat kepen in Nederland niet vaak zingend te
horen zijn, is de roep veel bekender in
Scandinavië; het is een nasaal, karakteristiek,
iets stijgend "kè-èèhhp", s. Roept in vlucht
tuk- tuk. De zang van de keep is een monotoon,
grof zoemend "zzziiihh", en lijkt wel wat
op de zang van de groenling.
Leefgebied:
De broedgebieden van kepen zijn meestal gemengde
bossen en naaldbossen. In de winter kunnen kepen
vooral gevonden worden op akkers langs
bosranden, beukenbossen en parken met
beukenbomen. De zaden van de beuk vormen een van
de belangrijkste voedselbronnen voor deze
vinkachtige.
Broedbiotoop:
Territoriaal, man zingt. Broedt in het zuiden
(zuidpunt Noorwegen) vanaf medio mei, vanaf
begin juli in het noorden (Stavanger). In
Nederland zijn er slechts enkele broedparen.
Heeft doorgaans één, soms twee legsels per jaar
met 5-7, soms 4-8 eieren. Broedduur 11-12 dagen.
De jongen verlaten het nest al als ze 11-13
dagen oud zijn.
Voedsel:
In de zomer worden insecten en zaden gegeten, 's
winters uitsluitend zaden (o.a. beukennootjes,
lariks, els). Soms kunnen ze in grote (gemengde)
groepen foerageren op beukennootjes in het bos,
of oogstresten op een akker. Ze zijn wel altijd
in de nabijheid van grote bomen.
Trek:
Trekvogel
uit Scandinavië, zwerft over heel Europa op zoek
naar rijke voedselbronnen. Najaarstrek in
Nederland vanaf eind september tot in november;
overwintert ook. Voorjaarstrek februari- april.
Vooral dag-, maar ook nachttrekker. Vaak met
vinken trekkend, maar ook in grote groepen
soortgenoten. |