1660_150902
2593_080624
4840_130320
6319_080101 |
Info:
Algemene en zeer bekende broedvogel in dorpen en
steden. Stevig gebouwd, met grote snavel en
verhoudingsgewijs grote kop. Mannetjes en
vrouwtjes verschillen sterk, waarbij de
mannetjes veel donkerder gekleurd zijn.
Het mannetje heeft een grijs petje met
roodbruine zijden, grijze wangen, grijs
onderlichaam en brede witte vleugelstrepen.
Dominante mannetjes hebben meer zwart op de
borst dan mussen lager in de rangorde. Het
vrouwtje kenmerkt zich door tamelijk eenvormig
lichtbruin kleed, heeft een opvallende
wenkbrauwstreep achter het oog. Het mannetje
heeft een donkergrijze kegelvormige snavel, bij
het vrouwtje is de snavel lichter en geliger van
kleur. Korte leverkleurige poten.
Geluid:
Kenmerkend getsjilp, in veel variaties. Diverse
minder bekende, maar toch kenmerkende roepen.
Leefgebied:
Huismussen stellen prijs op een rommelige
menselijke omgeving, met struikgewas, schuren,
weilanden met vee, gemorst graan en zo verder.
Talrijkst in dorpen en in oudere buitenwijken,
met rommelige tuinen. Als er veel hoge bomen
staan, verdwijnt de huismus.
Broedbiotoop:
Broedt van eind maart tot in augustus. De
huismus heeft 2 tot 3 legsels per broedseizoen
met elk 4-6 eieren. Huismussen broeden in een
los kolonieverband. Het nest wordt vooral
gemaakt onder dakpannen, in gaten en kieren van
gebouwen en in mussenkasten. Het slordige nest
bestaat uit takjes, stro, veertjes en
hondenharen. Broedduur: 11-12 dagen. De jongen
zitten zo'n 17 dagen op het nest. Als de jongen
uitvliegen, worden ze daarna nog 1-2 weken
gevoerd door de ouders.
Voedsel:
Het menu
van de huismus bestaat uit zaden, granen,
insecten, bloemknoppen, brood, bessen, pinda's
en vetbollen. In broedtijd voornamelijk
insecten.
Trek:
De huismus is een uitgesproken standvogel; er is
wel heel weinig trek, in zowel voor- als
najaar. |