Grote Barmsijs, Acanthis flammea, Mealy Redpoll

9531_180214

9535_180214

9540_180214

9542_180214
Info:
De grote barmsijs overwintert jaarlijks in Nederland vanuit Scandinavië. Ze zijn te vinden in berken en elzen in groepjes, hangend aan dunne twijgjes om van de zaden te eten. Door hun actieve gedrag valt het niet mee om deze vogels goed in de kijker te krijgen. In sommige jaren kan de soort een invasieachtig voorkomen vertonen door een combinatie van hoog broedsucces en voedselschaarste in hun reguliere overwinteringsgebied.

De grote barmsijs is grijzig met een lichte vleugelstreep en een zwarte bef. Lijkt sterk op kleine barmsijs maar is bleker en grijzer. De onderdelen zijn net als kleine barmsijs donker gestreept, maar op een lichtere ondergrond. Het voorhoofd is rood en bij de mannetjes wordt de borst rood-roze in de broedperiode. Het kleed is vrij variabel, zo kan de borst zwaar gestreept zijn maar ook bijna geheel wit. Vleugelstrepen witter dan bij kleine barmsijs.

Een nagenoeg zelfde geluid als kleine barmsijs, knetterend "tret-tret-tret" is wat het meest gehoord wordt, afgewisseld met een nasaal, groenlingachtig "tjuuuhj". Zang bestaat uit droge rollers en metaalachtige roepjes gelijkend op normale roep.

Leefgebied:

Broedt in berkenbos en jonge naaldbomen. In Nederland vaak te vinden in berken, elzen en lariks.
 
Broedbiotoop:
Broedt vanaf eind april -augustus in het noorden van het broedgebied vaak 1 legsel uit, zuidelijker soms 2. Is geen Nederlandse broedvogel. Broedduur 11-12 dagen. Het nest wordt gebouwd door het vrouwtje, het mannetje helpt het nestmateriaal verzamelen. Het bestaat uit twijgjes en allerhande plantaardig materiaal, maar ook veren en haar en bevindt zich in bomen en struiken tot zo'n 5 meter hoogte, vaak dicht bij de stam. Broeden in Noord-Scandinavië en Rusland vaak in de buurt van kramsvogels. De jongen zijn vliegvlug na 9-14 dagen, net als bij de kleine barmsijs. Ze verlaten soms het nest voor ze kunnen vliegen. Na 26 dagen zijn de jongen volledig zelfstandig. Het vrouwtje voert de jongen, soms geholpen door het mannetje.
 
Voedsel:
Kleine zaden, vooral van berk, els, en lariks, ook insecten. Foerageert vaak op een typische manier, ondersteboven hangend aan elzenproppen, maar kan ook in grote groepen op de grond foerageren.
 
Trek:
Trekt 's winters naar zuidelijker streken (midden Europa incl. Nederland); aantal wisselt sterk per winter. Soms grote invasies, die in november beginnen. Dagtrekker; aantallen kunnen gestuwd worden aan de kust. 
 
(info van Vogelbescherming.nl)