5230_130322
5232_130322
6111_150602
6139_150602 |
Info:
Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich
herkennen aan allerlei tinten groen in hun
verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een
bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie.
Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont
de groenling vooral cultuurlandschappen: als er
maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen
eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze
daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil
en wordt deze opgegeten.
Mannetje helder groen gekleurd met opvallende
gele randen van de handpennen en gele buitenste
staartpennen. In de vlucht goed zichtbaar.
Vrouwtje grijzig groen van kleur. Stevige
kegelvormige snavel. Heeft een wat dikkere kop
en lichaam dan verwante vinkachtigen. Juveniel
grijzer dan vrouwtje en meer gestreept.
Zang met kanarie-achtige trillers en een nasaal
"tsjwèèè…".
Leefgebied:
Broedt in
halfopen landschappen, veel in de bebouwde
omgeving, maar ook bij bosranden of in bos met
veel open plekken. Buiten het broedseizoen ook
op akkers en braakliggende terreinen met veel
voedsel.
Broedbiotoop:
Broedt van eind maart tot in augustus. Heeft
meestal 2 legsels, met meestal 4 of 5 eieren.
Broedduur 11-14 dagen. Maakt een mooi komvormig
nest in dicht (stekel)struikgewas of bomen
(coniferen). Na het uitvliegen blijven ze nog
2-3 weken bijeen. Groenlingen zijn niet erg
territoriaal en broeden soms in een los
kolonieverband, waarbij ze wel hun nest
verdedigen.
Voedsel:
Groenlingen eten veel soorten zaden en bessen.
In de nazomer vaak terug te vinden op hondsroos,
waar groenlingen de rozenbottels eten.
Trek:
Groenlingen zijn merendeels standvogels. Na het
broedseizoen trekken ze in groepjes rond.
Sommige trekken naar Frankrijk en het Iberisch
Schiereiland of zelfs Marokko, vanaf september
tot eind november. In ons land overwinteren
Scandinavische vogels. De voorjaarstrek loopt
van maart tot in mei. |