0661_180418
0732_180425
0745_180425
0774_180425 |
Info:
De algemeenste piepersoort in Nederland. Heeft
geen opvallende kenmerken, maar roep en zang
zijn karakteristiek. Broedt in allerlei open
landschappen, het talrijkst in open duinen. Hij
is daar een belangrijke waardvogel voor de
koekoek. Is als broedvogel sterk
achteruitgegaan, vooral in grasland, maar trekt
nog wel talrijk door, vooral in april en
oktober. Schaarser in de winter.
Klein, gestreept, dunne snavel. Witte buitenste
staartpennen. Flanken zwaar gestreept; hier is
de gelijkende boompieper heel dun gestreept.
Geen oogstreep, opvallende oogring. Roep en zang
verschilt sterk met die van boompieper.
Zang, vaak in zangvlucht voorgedragen, een hoge
reeks aflopende tonen. Roep een hoog 'psiep-psiep!'.
Leefgebied:
Broedt in
korte vegetatie in allerlei open landschappen:
open duin, heide, kwelders en open
hoogveengebieden. In boerenland in graslanden en
bouwlanden met veel sloten en dijkjes. Hoogste
dichtheden in duinen; tegenwoordig bijna niet
meer in graslanden te vinden. Buiten de
broedtijd vooral in vochtige graslanden en
duinvalleien en op akkers.
Broedbiotoop:
Nestelt op
de grond, goed verscholen in de vegetatie.
Broedt vanaf eind maart tot in augustus. Twee
broedsels. Meestal 4-5 eieren. Broedtijd 13
dagen, jongen vliegen uit na ca. 13 dagen, maar
verlaten het nest vaak voor ze vliegvlug zijn.
Worden daarna nog 12-14 dagen gevoerd.
Voedsel:
Insecten,
spinnen en vele andere geleedpotigen tot een
lengte van ca. 5 mm lengte; in Nederland veel
langpootmuggen en vliegen. Buiten de broedtijd
ook wel zaden. Voedsel wordt lopend gezocht en
van de grond af of van vegetatie tot ca. 10 cm.
hoogte gepikt.
Trek:
De
Nederlandse graspiepers trekken na de broedtijd
grotendeels weg naar Zuidwest-Europa. 's Winters
zijn in Nederland waarschijnlijk met name vogels
uit Scandinavië te zien. Als het koud is in
Nederland trekken ze door. De voorjaarstrek naar
het broedgebied begint al eind februari tijdens
zachte winters. Als het koud is gebeurt dat
later. De piek is half april. Trekt dan in grote
aantallen (tot soms tienduizenden per dag). In
het najaar trekken de vogels naar hun
overwinteringsgebied vanaf eind september. Half
oktober is de piek. Dagtrekker met een voorkeur
voor de ochtend. |