0653_180418
0687_140429
0690_140429
7258_140429 |
Info:
De grasmus is geen opvallende vogel, maar de
zang en de zangvlucht wel. Grasmussen zijn
'pioniervogels van de allereerste bosstadia, met
opslag van struweel, in allerlei landschappen.
Soms ook in pure ruigte met alleen hoge kruiden
te vinden. Ondanks zijn naam is de grasmus niet
nauw verwant aan de huismus. De 'familie' van de
grasmussen is vooral een in het zuiden van
Europa en in Afrika voorkomende groep vogels.
Hiervan heeft de grasmus veruit het grootste
verspreidingsgebied.
Net als de braamsluiper heeft de grasmus een
opvallende witte keel, maar wel een iets lichter
grijze kopkap. Het grootste verschil met de
braamsluiper is de roestoranje kleur van de
vleugel. De rug is ook bruin, met iets meer
oranje tint. De poten zijn oranje (grijs bij de
braamsluiper), en het mannetje heeft een
opvallende roze borst en een grijze kopkap.
Zang is kenmerkend, op en neer gaand riedeltje,
tamelijk scherp en krassend. Zit veel variatie
in. Roep o.a. een karakteristiek hees tsjèrrr.
Leefgebied:
Lage
struweel met een dichte kruidenvegetatie en
enkele bomen die als zang- en uitkijkpost dienst
kunnen doen. In allerlei landschappen: duinen,
heide, jonge bosaanplant, parken, boerenland.
Ook in hoge ruigte zonder houtig gewas.
Broedbiotoop:
De
mannetjes komen eerder terug uit Afrika dan de
vrouwtjes. Zingt volop van eind april tot in
juni. Mannetje bouwt enkele nesten, waaruit het
vrouwtje een keuze maakt. Bevalt geen van de
nesten haar, dan bouwt ze alsnog haar eigen
nest. Legtijd Vaak wordt er twee keer gebroed,
met legsels van 4-5 eieren, waarop zowel man als
vrouw broeden gedurende 9- 14 dagen. 10-12 dagen
later zijn de jongen klaar om het nest uit te
vliegen, maar worden ze nog wel 15-20 dagen
gevoed door de ouders. Bij het tweede nest moet
het vrouwtje alleen voor de jongen zorgen.
Voedsel:
Het hele
jaar door zijn insecten (rupsen, spinnen) een
belangrijke bron, maar met name tijdens de trek
vormen vruchten een groter deel van zijn
voedsel.
Trek:
Lange-afstandstrekker. Alle vogels brengen de
winter door ten zuiden van de Sahara, veelal in
de Sahel van Senegal tot Ethiopië, maar verder
zuidoostelijk ook Tanzania, Zambia, Zimbabwe en
Botswana. 'Onze' grasmussen zitten voornamelijk
in de westelijke Sahel. Ze trekken vaak 's
nachts, en van een klein percentage dat 's
ochtends nog doortrekt zien we ze gericht van
struik naar struik vliegen. Trek in
augustus-september. Keert van half april tot
half mei terug. |