4656_130316
4657_130316
4658_130316
4659_130316 |
Info:
De goudvink leeft anders dan andere vinken niet
in grote groepen maar in paren of kleine
groepjes. Het mannetje is opvallend
roodroze-zwart getekend, maar je vind hem vooral
door zijn zachte fluitende roepje. Goudvinken
zijn vogels van bossen, parken en tuinen die
zich graag ophouden in de dekking. Ze blijven
vaak minuten lang stil zitten.
Een wat plompe vink met brede nek. Zowel het
mannetje als het vrouwtje hebben een zwarte kap.
Het mannetje heeft een opvallende helder
roodroze buik en wangen. Het vrouwtje is
onopvallender beigegrijs gekleurd. Beide hebben
donkere staart, een witte stuit en vleugels met
opvallende witte vleugelstreep. Heeft een korte,
zware, dikke, zwarte snavel. Juveniel als
vrouwtje maar met grijsbruine kop, zonder de
zwarte kopkap.
Zang:
Zacht, fluitend, niet opvallend.
Leefgebied:
Goudvinken
kom je tegen in oude en jonge naaldbossen,
gemengde bossen, loofbossen, parken en in grote
tuinen met veel variatie en ondergroei. In de
ondergroei maken ze hun nest. In boomgaarden
wordt een goudvink door fruittelers niet graag
gezien. Ze eten namelijk in groot tempo de
knoppen op.
Broedbiotoop:
Broedt van
eind april tot juli. Heeft meestal twee (soms 3)
broedsels van 4-6 eieren. Broedduur 13-14 dagen.
Het vrouwtje maakt het nest van gras, mos,
bladeren en wat takjes. De jongen zitten 16-18
dagen op het nest en zijn 2-3 weken na het
uitvliegen zelfstandig.
Voedsel:
De
goudvink eet bessen zoals die van meidoorn,
liguster, kamperfoelie, braam en bitterzoet,
vooral om de zaden. Ze eten ook zaden van
kruidensoorten zoals brandnetel, wilgenroosje,
boterbloem, paardenbloem, kruiskruid en
melkdistel. Eten ook essenzaden. Als er 's
winters weinig essenzaad is, eten ze ook de
knoppen van de bomen. Ook die van fruitbomen en
dat maakt goudvinken niet populair bij telers.
Trek:
Goudvinken uit Nederland trekken nauwelijks,
maar buiten de broedtijd zwerven ze wel rond op
zoek naar voedsel. In Nederland overwinteren
goudvinken uit oostelijker en noordelijker
gelegen aantallen landen (schaars). Vooral in
Oost-Nederland is in het najaar wat doortrek te
merken van vogels uit Duitsland en Scandinavië,
tussen half oktober en half november. In sommige
najaren vinden kleine invasies plaats van de
noordse goudvink, een andere ondersoort. Van
voorjaarstrek wordt meestal weinig gemerkt, het
meest nog in maart en begin april. |