2558_121228
2563_121228
2566_121228
4641_130316 |
Info:
De glanskop is een onopvallende bezoeker van
bosrijke tuinen: het ontbreekt de soort aan de
felheid van verwante mezensoorten. De
verspreiding van de glanskop volgt vrijwel
precies de verspreiding van de beuk, die in de
herfst grote hoeveelheden zaden produceert. Deze
zijn van levensbelang voor de glanskop, die er
vrijwel de hele winter van leeft. In het
voorjaar zijn het vooral eikenbomen waarin het
voedsel gezocht wordt.
Vaalbruin kleed met een donkere kap en lichtere
onderdelen. Verschilt van matkop door het
ontbreken van de lichte baan op de armpennen,
glanzend zwarte kopkap en een iets minder
uitgebreide kinvlek. Als je goed kijkt zit er
een witte vlek op de basis van de snavel, die
bij matkop ontbreekt.
Zang doet denken aan zwarte mees: een
metaalachtig "tiu-tiu-tiu-tiu-tiu", klinkend als
een sciencefiction laserpistool. Ook een meer
klepperend type zang. Roep is explosief "psie-tjeh"
en wordt enkele malen herhaald. Beide geluiden
doen in alles denken aan een mezensoort.
Leefgebied:
De
glanskop broedt in wat ouder loofbos van
minimaal 4 hectares.
Broedbiotoop:
Vanaf half april begint de glanskop met broeden,
meestal 1, soms 2 nesten per seizoen, met 6-9,
soms 5-11 eieren per legsel. Broedduur 13-14
dagen. De nestholte wordt gemaakt in rottend
hout, maar zeer af ten toe maakt de glanskop van
nestkasten gebruik. Soms maken glanskoppen ook
zelf een holte, door droog dood hout weg te
pikken tot een geschikte holte is ontstaan. De
jongen zitten 18-19 dagen op het nest. Als de
jonge uitvliegen, blijven ze nog tot 15 dagen
bij de ouders.
Voedsel:
Insecten
en andere ongewervelden in de zomer, 's winters
zaden. Onregelmatig op de voedertafel, maar als
dat gebeurt is hij niet specifiek. Verstopt af
en toe voedsel als opslag voor de winter.
Trek:
Glanskoppen overwinteren in hetzelfde gebied als
waar ze broeden; soms sluiten deze mezen zich
aan bij groepjes verwante soorten en zwerven
rond over een wat groter gebied. Overdag kan
enige lokale dispersie plaatsvinden in de
nazomer, maar verder trekt de glanskop
nauwelijks. |