2945_160627
22950_160627
5441_140325
5445_140325 |
Info:
De geelgors is een stand- en zwerfvogel van
diverse halfopen landschappen, zoals licht
beboste heide, bosranden en agrarisch gebied met
heggen, houtwallen en grazige wegbermen.
Geelgorzen worden vrijwel uitsluitend
aangetroffen in het oosten van het land. De
Nederlandse broedvogels blijven hoofdzakelijk in
eigen land en vormen wintergroepen op
voedselrijke plekken. In uitzonderlijke gevallen
gaat het om vele honderden of zelfs meer.
Mannetje is duidelijk te herkennen aan
grotendeels gele kop en geel op onderdelen.
Vrouwtje en jonge vogels zijn minder duidelijk
te herkennen, maar vrouwtje vaak nog veel
(licht)geel. In alle kleden opvallende
roodbruine stuit en witte buitenste
staartpennen.
Zang van mannetje duidelijk herkenbaar: een
strofe die wat doet denken aan de 5e symfonie
van Beethoven "dzi-dzi-dzi-dzi-dzèèèè". Heeft
diverse roepjes maar vaak korte scherpe
rollertjes. Meest gehoorde roep is een kort
scherp "tsit", een andere roep is een kort en
tikkend "plt".
Leefgebied:
Kleinschalig boerenland met houtwallen, singels
en bosjes, heide met opslag, hoogveen met
opslag, drogere zandgronden. Maakt altijd
gebruik van hogere (solitaire) bomen als
zangpost, en broedt graag in een insect- en
zaadrijke omgeving.
Broedbiotoop:
Nestelt
zowel op de grond (greppel, onder heg etc.) als
in struik of jonge boom. Eileg van half april
tot begin augustus, piek in mei-juni. Twee tot
drie broedsels per jaar, meestal 3-6 eieren,
broedduur 11-14 dagen, nestjongenperiode 10-14
dagen.
Voedsel:
Grotendeels zaden, waarbij tarwe en haver de
voorkeur krijgen boven gerst, maar ook zaden van
bomen zoals spar, den, beuk, druif, maretak en
diverse andere zaden. In de broedtijd wordt
omwille van de jongen echter ook overgeschakeld
naar ongewervelden en insecten. Voedsel wordt
merendeels verzameld op de grond.
Trek:
De
Nederlandse broedvogels blijven hoofdzakelijk in
eigen land en vormen wintergroepen op
voedselrijke plekken. In uitzonderlijke
gevallen, zoals de voor de hamster ingerichte
akkers in Zuid-Limburg, gaat het om vele
honderden of zelfs meer. Doortrek van
Scandinavische en Duitse vogels treedt alleen op
bescheiden schaal op. De vogels trekken ook
zeker overdag, in enkelingen, soms kleine
groepjes. De meeste trek vindt plaats in oktober
en begin november, van de voorjaarstrek is
weinig te merken, het meest nog in februari en
maart. Tijdens de trek en in de winter zijn
geelgorzen schaars ook te vinden buiten de
broedgebieden. |