Boomleeuwerik, Hawfinch, Woodlark, Lullula arborea

0343_180407

0355_180407

7063_170530

7350_170620

Info:
Wanneer u ergens op de zandgronden, op heide of stuifzand in Nederland een leeuwerik ziet met een zéér korte staart, dan is dat vrijwel zeker een boomleeuwerik. Maar de boomleeuwerik laat zich meestal eerst horen voordat je hem ziet. Tijdens de zang vliegt hij in golvende vlucht in grote kringen boven zijn territorium. Aan het einde van de zang laat hij zich in een spiraalvlucht naar beneden glijden.

Kop met korte kuif, opvallende lichte wenkbrauwstreep en roestrode wang. Opvallend korte staart. Aan basis handvleugel opvallend, uniek zwart-wit vlekje. Vliegt op met meerlettergrepige roep met heldere fluittonen en zonder "r", zoals veldleeuwerik. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.

Prachtige, melancholieke zang, met vele lange reeksen van dalende, warme klanken. In vlucht of in zit. Roep drie lettergropig "tie-de-dlie", in allerlei variaties.

Leefgebied:

De broedgebieden van de boomleeuwerik zijn te vinden op de hogere zandgronden (Utrechtse Heuvelrug, Veluwe en Oost- en Zuid- Nederland) en de duingebieden. De voorkeur gaat uit naar voedselarme en leemarme zandgronden, zoals langs stuifzanden, deels dichtgegroeide stuifzanden met vliegdennen, heideterreinen, schrale dennenbossen met kapvlakten, brede brandgangen of zandwegen, in zandige militaire oefenterreinen en in droge zandige duinheidegebieden. In de winter vooral op stoppelakkers (graan, ook wel maïs), vaak in besloten boerenland.
 
Broedbiotoop:
Zingt vanaf half februari tot in de herfst, in zangvlucht maar ook van zitpost. Broedt van maart tot en met juli, soms tot in augustus op schrale zand- en heidegronden. Nest wordt op de grond gebouwd, waarin 2 legsels van 3-5 eieren worden gelegd. Nadat het vrouwtje 12-15 dagen op de eieren heeft gebroed komen ze uit, en verlaten de jongen al na 10-12 dagen het nest. Zo'n 5 dagen later kunnen ze pas vliegen. De jongen van het eerste legsel blijven vaak in de buurt bij het tweede legsel, waardoor in het najaar vaak redelijke groepjes ontstaan van ongeveer tien vogels.
 
Voedsel:
Voornamelijk insecten, maar ook diverse mix aan vegetatief voedsel (zaden, blaadjes) in de winter. Waarschijnlijk meer omnivoor dan andere leeuweriken; zelfs in de zomer eten ouders redelijke hoeveelheden zaden, grassen en breedbladige planten. Jongen worden wel geheel gevoed met insecten, voornamelijk rupsen, maar ook kevers, vliegen en spinnen. Foerageert alleen maar op de grond.
 
Trek:
Korte afstandstrekker, vaak ook overdag in kleine losse groepjes of enkelingen. Overwinteren hier ook. Half of eind februari zingen de eerste boomleeuweriken op de broedplaatsen.Net als Oost-Europa trekken ze weg naar Zuid-Europa: Zuid-Frankrijk, Spanje, Italië en de Balkan. Najaarstrek van eind september tot in december. Voorjaarstrek van februari tot in april. 
 
(info van Vogelbescherming.nl)