5260_150501
5263_150501
5264_150501
5265_150501
|
Info:
De zwarte ruiter is in prachtkleed de enige
nagenoeg zwarte steltloper. In overige kleden
heeft hij meer van een tureluur. Hij trekt
alweer in de tweede helft van juni uit zijn
broedgebied naar het zuidwesten. De Dollard is
een belangrijke pleisterplaats, maar op doortrek
zijn zwarte ruiters te zien in een groot deel
van Laag-Nederland te zien, hoewel zelden in
groot aantal.
Slanke steltloper met lange snavel en lange
poten. In prachtkleed nagenoeg (fluweel) zwart
met witte spikkels en randjes. In winterkleed
grijs van boven, wit van onder, met opvallend
rode poten en lange snavel met rode snavelbasis.
In alle kleden herkenbaar aan opvallend witte
wig op rug en ontbreken van witte
vleugelachterrand. Jonge vogels donkerder (gebandeerd).
Roep opvallend tju-wiét!
Geluid:
Roep opvallend "tjoe-wiét!", vaak in vlucht.
Balts een zoemend ""trrruuuieee….trrruuuieee….".
Broedbiotoop:
Man baltst met zangvlucht om vrouw aan te
trekken. Territoriaal. Meestal monogaam, maar
vrouw kan met meerdere mannen paren. Vrouw
verlaat meestal broedgebied vóór het uitkomen
van de eieren; man broedt en verzorgt dan
jongen. Nest een kuiltje op de grond in mos of
in gras. Legtijd midden mei tot eind juni. Eén
legsel, meestal vier eieren. Broedduur niet
bekend. Jongen zijn nestvlieders, vliegvlug na
28 dagen.
Leefgebied:
Buiten de broedtijd vooral wadgebieden met zacht
slik (zoals Dollard), maar ook op slik langs
plassen en rivieren en in ondiepe sloten met
zachte bodem. Broedt in open taiga, in toendra
en struiktoendra, in hoogvenen en natte heiden
en in rivierdalen, in boreaal en (sub-)arctische
gebied.
Voedsel:
Carnivoor,
voornamelijk waterinsecten en hun larven (vooral
waterkevers en waterwantsen), (langpoot-)muggen
en vliegen, kleine kreeftachtigen
(slijkgarnalen), mollusken, wormen, kleine
visjes en amfibieën. Vindt voedsel vooral op de
tast, waarbij hij zijn lange snavel in het slik
boort. Vertoont soms sociaal foerageergedrag,
waarbij de vogels in dichte groepen de prooien
opdrijven.
Trek:
Lange
afstandstrekker. Trekt via lange trekvluchten
over breed front, maar in het westen ook langs
trekwegen via traditionele pleisterplaatsen
(zoals de Waddenzee). Vrouwtjes verlaten
broedgebieden als eerste (al vanaf midden juni)
, gevolgd door mannetjes en later de jonge
vogels. Najaarstrek van juni tot in september.
Overwintert in zeer kleine aantallen in West- en
Zuidwest-Europa, meeste trekken door naar Afrika
ten zuiden van de Sahara. Voorjaarstrek vooral
in april en mei. Trek vooral 's nachts, in
voorjaar ook overdag. |