3824_150324
3828_150324
3831_150324
3841_150324
|
Info:
De wulp is de grootste steltlopersoort van onze
contreien en heeft ook de langste snavel. In het
voorjaar heeft hij een prachtige baltszang met
aanzwellende fluittonen en lang aangehouden
trillers. Laat dit horen tijdens een
baltsvlucht, waarbij hij na een kort boogje met
snelle vleugelslagen uitzweeft op stilgehouden
vleugels. Nederland is zowel in als buiten de
broedtijd een belangrijk land voor de wulp.
Grote, lichtbruine steltloper met lange poten en
een zeer opvallende lange, omlaag gebogen
snavel. Groter en lichter dan een regenwulp, met
nagenoeg witte ondervleugels. Vrouwtje met nog
langere snavel dan mannetje. Weinig verschil in
kleed tussen geslachten en leeftijden. In vlucht
opvallend lange vleugels; komt meeuwachtig over.
Roept een kenmerkend "koer-líe...", draagt
erg ver.
Geluid:
Tweelettergrepig, fluitende roep, "koer-líe".
Zang met lange trillers.
Broedbiotoop:
Territoriaal en monogaam in de broedtijd. Bakent
territorium af met baltsvlucht. Nest een kuiltje
in de grond, spaarzaam bekleed. Legtijd eind
maart-eind mei, in Noord-Europa tot begin juli.
Eén broedsel per jaar, meestal 3-4 eieren. Beide
ouders broeden. Broedduur 27-29 dagen, jongen
zijn nestvlieders en vliegvlug na 32-38 dagen.
Leefgebied:
Open heide- en hoogveengebieden, open duinen,
laagveengebieden met gemaaid rietland,
graslanden in halfopen agrarisch gebied, open
akkerbouwgebieden. Vaak ook in droge gebieden
i.t.t. meeste andere steltlopers. Buiten
broedtijd in getijdengebieden (wadplaten
vooral), op akkers en graslanden.
Voedsel:
Breed
spectrum: wormen, geleedpotigen, kreeftachtigen,
mollusken, bessen en zaden. Soms kleine vis,
amfibieën, hagedissen, jonge vogels, muizen.
Vooral regenwormen, insecten(larven) en
schelpdieren. Zoekt voedsel op het oog en op de
tast: pikt, prikt en houwt met de snavel. Steelt
soms voedsel van andere wulpen of steltlopers.
Bezet soms voedselterritoria (vooral op het
wad), foerageert ook in grote groepen. Vrouwtjes
hebben langere snavels en foerageren meer op het
wad, op mollusken, krabben en pieren. Mannetjes
trekken meer naar grasland, waar ze vooral van
regenwormen leven.
Trek:
Noordelijke broedgebieden worden geheel
verlaten. Trekt naar landen met mild
winterklimaat, vooral naar de kust. Grote
aantallen 's winters in West-Europa, met
concentraties in getijdengebieden, maar ook aan
de kusten van Afrika.Trekt overdag en 's nachts.
Trektijd begint al in juni (mislukte
broedvogels). De meeste Nederlandse broedvogels
trekken weg naar Zuidwest-Europa en Engeland. Ze
worden tussen juli en april afgelost door grote
aantallen afkomstig uit een gebied tot ver in
Rusland. In het najaar raakt bij ons het diepe
binnenland leeg, terwijl de kustgebieden juist
volstromen met wulpen. |