8872_110611
8928_110612
8982_130622
8987_130622
|
Info:
De tureluur dankt zijn naam aan het geluid dat
de vogel maakt: 'tjululuu' en dat is makkelijk
te vertalen naar 'tureluur'. Hij is altijd te
herkennen aan de markante felrode poten en de
brede witte achterrand van de vleugels. Er is
nauwelijks verschil tussen man en vrouw; het
mannetje is echter zwaarder getekend en
donkerder. Een niet zo algemene weidevogel, die
als niet broedvogel vooral op het wad te vinden
is
Middelgrote steltloper met vrij lange rode poten
en een rode basis van de vrij korte snavel.
Jonge vogels hebben flets oranjegele poten.
Opvallende brede witte achterrand van vleugels
onderscheidt hem in vlucht van gelijkende
soorten. Meest gebruikte roep is een
karakteristiek, vloeiend tju... of tju-lu-lu...
Geluid:
Kenmerkende roep is een mooi, fluitend "tluu…",
vaak twee-, driemaal herhaald. Balts bestaat uit
variatie op roep, in serie voorgedragen.
Alarmroep is veel scheller "tuuk!".
Broedbiotoop:
Territoriaal en monogaam, maar paren kunnen
dicht bij elkaar broeden, in half-kolonies. Nest
op grond, meestal goed verborgen tegen een pol
gras; vouwt gras over het nest. Legtijd
april-juni (in het noorden). Eén broedsel,
meestal vier eieren. Broedduur: 23-24 dagen,
beide geslachten broeden. Jongen zijn
nestvlieders en worden door beide ouders gehoed,
maar vaak alleen door het mannetje; vaak ook
splitst de familie zich. Jongen vliegvlug na
23-25 dagen.
Leefgebied:
Vochtige, kruidenrijke, laat gemaaide graslanden
met een pollige structuur en veel slootjes,
greppels en plasdras; kwelders; natte, open
duinvalleien, heiden en venen. Buiten de
broedtijd vooral in zoute milieus, in
getijdengebieden (Waddenzee, Delta), maar ook in
ondiepe plassen en slikjes in het binnenland.
Voedsel:
In de
broedtijd vooral wormen, insecten, spinnen.
Buiten de broedtijd ook mollusken (wadslakjes),
kreeftachtigen (vlokreeftjes), ook wel kleine
visjes en kikkervisjes.
Trek:
Grotendeels trekvogel, maar deel IJslandse en
West-Europese tureluurs nagenoeg standvogel.
Noord-Scandinavische en Russische populaties
trekken verst naar het zuiden (West-Afrika);
IJslandse populatie overwintert vooral in
West-Europa (Waddenzee). Trek over breed front
en via de kust naar ZZW, wellicht ook over de
Sahara naar West-Afrika. Voorjaars trek van
maart- april tot diep in mei (noordelijke
broedvogels, als Nederlandse al volop broeden).
Najaarstrek van juli tot in september. Trekt
vooral 's nachts, in voorjaar ook overdag. |