6611_060226
6612_060226
8917_171019
8991_171019 |
Info:
De steenloper komt voor in het noorden van het
hele noordelijk halfrond, dus ook in
Noord-Amerika. Nederland wordt zelfs bezocht
door Noord-Canadese broedvogels. Hij foerageert
op kenmerkende wijze, waarbij hij met zijn
snavel allerlei materiaal (schelpen, steentjes,
zeewier) omkiept om te kijken of er iets onder
zit. Steenlopers zijn onmiskenbaar, vooral in
het prachtkleed en aan de kust vooral op dijken
en strekdammen te vinden.
Onmiskenbaar met kenmerkende tekening op kop en
borst, oranjebruine met zwarte bovendelen, korte
oranje poten en korte snavel. Jonge vogels en
vogels in winterkleed grijs, zwart, wit, maar
nog steeds makkelijk herkenbaar. Heeft in vlucht
opvallende witte stuit en rug, zwart-witte
staart en witte vleugelstrepen en
schoudervlekken.
Geluid:
Explosief "tuuh", daarnaast ook andere
geluiden.
Broedbiotoop:
Territoriaal in de broedtijd, kunnen in optimaal
leefgebied dicht bij elkaar broeden. Nest een
ondiep kuiltje, spaarzaam bekleed met
plantenmateriaal, op open plekken of verborgen
in de vegetatie. Legtijd midden mei tot begin
juli. Eén broedsel, meestal vier eieren.
Broedduur 22-24 dagen, beide geslachten broeden.
Jongen zijn nestvlieders, vliegvlug na 19-21
dagen. Jongen worden door beide ouders verzorgd,
maar vrouwtje verlaat al voor het uitvliegen de
jongen.
Leefgebied:
Buiten de broedtijd aan de kust, vooral op
harde, stenige ondergrond (dijken, strekdammen).
Ook op het wad, op zandplaten en
schelpdierbanken, op kwelders, op het strand en
in kort grasland vlakbij de kust. Op doortrek in
het binnenland soms aan zoetwaterplasjes en op
slik. Broedt op stenige vlaktes aan de kust,
moerasachtige hellingen en op toendra. Altijd in
de buurt van natte plekken.
Voedsel:
Buiten de
broedtijd gevarieerd: insecten, kreeftachtigen,
mollusken (vooral mossels en kokkels), wormen,
stekelhuidigen (zeesterren, zee-egels), visjes,
aas (vis, vogels, zoogdieren), soms vogeleieren.
Eet zelfs afval, zoals brood en patat! In de
broedtijd vooral tweevleugeligen (m.n. muggen en
muggenlarven), maar ook rupsen, kevers,
vliesvleugeligen, en spinnen. Oogjager; kiept
vak materiaal om met de snavel en pikt dan naar
dierlijk voedsel.
Trek:
Verlaat
broedgebied in zijn geheel. Fenno-Scandinavische
populaties zijn lange afstandstrekkers en
trekken naar Afrika, zuidelijk tot Zuid-Afrika.
Canadese en Groenlandse vogels vooral naar
Europa. Trekt in een ruk over Atlantische
Oceaan, maar ook langs de kust via belangrijke
pleisterplaatsen. In Nederland hele jaar door,
met pieken in de trektijd (mei en
augustus-september). |