2721_130102
5131_161129
5136_161129
8634_171010 |
Info:
Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte
steltlopers die vaak aan de kust, maar ook
algemeen in het binnenland worden aangetroffen.
De snavel van de scholekster slijt hard maar
groeit ook hard. Hij kan veranderen van vorm
door het voedsel. Zo wordt de snavel puntiger
als een scholekster in de zomer naar emelten en
wormen prikt. Op het wad is zo’n snavel ook
handig als je naar wormen prikt, maar in de
winter eten veel scholeksters schelpdieren als
kokkels. En dan wordt de snavel stomper, omdat
ze hem gebruiken als beitel.
Onmiskenbaar. Zwart-witte stevige steltloper met
lange oranjerode snavel en roze poten. In vlucht
met opvallende witte vleugelstrepen en
zwart-witte staart. Luidruchtig, roept schel
"(te-)piet!".
Geluid:
Schel, hoog en vérdragend. Luidruchtig, roept
schel "(te-)piet!".
Broedbiotoop:
Territoriaal. Opvallende baltsvlucht met
langzame vleugelslagen. Nest is niet meer dan
een kuiltje in de grond, spaarzaam bekleed met
wat schelpjes, steentjes of stro. Broedt ook op
grinddaken en op paaltjes. Broedt van half april
tot eind juni. Eén broedsel per jaar, 3-4
eieren. Broedduur 24-27 dagen, jongen zijn
nestvlieders, vliegvlug na 32-35 dagen. Jongen
worden lang gevoerd door ouders.
Leefgebied:
Natuurgebieden, boerenland en bebouwing;
ontbreekt alleen in bosrijke streken en
kleinschalig cultuurlandschap. De verreweg
hoogste dichtheden huizen in het westen en
noorden van het land, vooral op kwelders maar
meer regionaal ook in open polders met een
afwisseling van gras- en bouwland. In het
binnenland broedende scholeksters zijn doorgaans
afwezig in het winterhalfjaar. Dan vooral in
Waddengebied en Delta in grote groepen, op
wadplaten.
Voedsel:
Kustbroedvogels en overwinterende scholeksters
vooral schelpdieren (nonnetjes, mossels,
kokkels) maar ook wormen (zeepieren), krabben en
garnalen. Op graslanden vooral regenwormen; ook
emelten, insecten e.d. Zoekt voedsel op tast en
op het oog. Gebruikt diverse technieken om
schelpdieren open te krijgen; kan verschillen
per individu, locatie, leeftijd en geslacht.
Trek:
Scholeksters overwinteren in het Wadden- en
Deltagebied, of trekken weg naar Zuidwest-Europa
(jonge vogels). Scandinavische vogels nog
verder, naar Afrika. Onder de overwinteraars in
Nederland vallen veel slachtoffers bij lang
aanhoudende strenge vorst. Dan kan ook massale
vorsttrek optreden. In februari-maart worden de
broedplaatsen in het binnenland weer bezet. |