0947_130819
0955_130819
0966_130819
0983_130819 |
Info:
De kleine zilverreiger is een bewoner van
lagunes, moerassen en andere gebieden met ondiep
zoet of zout water. In Nederland is de kleine
zilverreiger zeldzamer dan zijn verwant - de
grote zilverreiger - en heb je in Zeeland en op
de Wadden de grootste kans om er een tegen te
komen.
Opvallende witte reiger die het best te
onderscheiden is van de grote zilverreiger door
de gele tenen, het veel kleinere formaat en de
kortere nek. Doorgaans heeft de kleine
zilverreiger een zwarte snavel en de grote een
gele, maar dit hoeft niet altijd zo te zijn.
Geluid:
Roept niet vaak, maar als hij roept een
reigerachtig "wah-ah-ah", of meer krijsend "wrèèè".
Leefgebied:
Broedt langs ondiepe zoete wateren omgeven door
zachthout-ooibos (wilgen, elzen, zwarte
populieren en andere boomsoorten). Zoekt voedsel
in ondiep zoet water, in moerassen, in slootjes
maar ook in geulen en prielen in kwelders en op
wadden.
Broedbiotoop:
Broedt in
mei-juni. Heeft 1 legsel per jaar met meestal
3-5 eieren. Broedduur 21-25 dagen. Nest van
takken wordt in struiken / bomen gebouwd, maar
ook wel op de grond of in het riet. Broedt in
klein aantal in de Zeeuwse delta, Waddeneilanden
en Oostvaardersplassen, bij voorkeur in
kolonies. Bij kleine aantallen kan de soort ook
broeden in kolonies van grote zilverreigers,
blauwe reigers, lepelaars of grote meeuwen.
Beide ouders zitten op de eieren. Jongen zijn na
40-45 dagen vliegvlug, maar kunnen al na 30
dagen het nest verlaten. De jongen bedelen nog
bij de ouders om voedsel na het verlaten van het
nest.
Voedsel:
Voornamelijk kleine vissen - stekelbaarsjes zijn
favoriet - maar ook amfibieën en waterinsecten;
aan de kust vormen garnalen en kleine kreeftjes
ook onderdeel uit van het menu. Heeft een
kenmerkende drukke manier van foerageren,
waarbij hij heen en weer rent om prooien te
vangen.
Trek:
Is een
dagtrekker, vaak in kleine groepen. In milde
winters blijven vele kleine zilverreigers in
Zuid-Europa en soms zelfs in Nederland, in
strengere winters vliegen ze nagenoeg allemaal
naar Afrika, variërend van Noord-Afrika tot
Senegal, Kameroen en zelfs Kenia. Keert terug in
maart-april. De landelijke aantallen pieken
tussen augustus en oktober. |