4444_150329
4448_150329
4455_150329
4479_150329
|
Info:
De drieteenstrandloper is vooral bekend van het
strand, waar ze in groepjes voedsel zoeken en
snel wegrennen voor de aanrollende golven. Hij
is uniek onder de strandlopers omdat hij de
achterteen mist. In de winter is hij overwegend
wit, wat hem de wetenschappelijke naam "Calidris
alba" heeft opgeleverd. In het voorjaar worden
ze overwegen diep roodbruin en trekken ze naar
de Arctische broedplaatsen in Canada, Groenland,
Spitsbergen en Siberië.
Gedrongen strandloper, iets groter en met
relatief kortere snavel dan bonte strandloper.
In herfst en winter overwegend wit en grijs met
opvallende donkere schouders; zwart-wit in
vlucht. Laat in het voorjaar en in de zomer diep
roodbruin. Gitzwarte poten en snavel, géén
achterteen. Rent snel voor de golven uit op het
strand. Minder wadvogel en meer strandvogel dan
andere strandlopers.
Geluid is schel, kort en hoog
Leefgebied:
In de
overwinteringsgebieden en op doortrek vooral
zandstranden en -platen, maar steeds vaker ook
op (zandig) wad. Zelden op strekdammen en
stenige oppervlakten. Zeer kustgebonden soort.
Broedt in Hoog-Arctisch gebied op kale,
steenachtige toendra met weinig vegetatie van
wilg en steenbreek. Jongen worden snel naar
naburig water geleid.
Broedbiotoop:
Begint na
aankomst in broedgebieden snel met balts en
paarvorming, zodra de sneeuw smelt.
Territoriaal, broedt niet in kolonies. Legtijd
juni tot midden juli. Nest een ondiep kuiltje in
de grond op een open plek, vaak op kale grond.
Meestal spaarzaam bekleed, met bijvoorbeeld
korstmos. Beide sexen broeden. Vaak twee
broedsels, worden in dat geval elk bebroed door
een geslacht; meestal 4, soms 3 eieren.
Broedduur 24-32 dagen. Jongen zijn nestvlieders,
vliegvlug na 17 dagen. Ouders verlaten jongen na
het uitvliegen.
Voedsel:
Kleine
krabbetjes, garnalen, schelpdieren, wormen en
insecten. Insecten (tweevleugeligen, kevers,
vlinders en rupsen) vooral in broedtijd. Pikt en
boort met snavel. Gebruikt waarschijnlijk geur,
tast, smaak én zicht om voedsel te vinden.
Trek:
Lange
afstandstrekker. Verlaat broedgebieden
(Groenland, Canada, Siberië) van midden juli tot
begin september. Trekt over zee en langs kusten
naar traditionele overwinteringsgebieden.
Overwintert in West-Europa, maar meeste trekken
door naar kusten van Afrika. In Nederland sterke
doortrek in augustus-oktober en in mei. |