5189_161129
5192_161129
5197_161129
5202_161129 |
Info:
De paarse strandloper is heel kenmerkend met
zijn gele poten en donkere, in de winter
paarsbruine kleed. Een sterk aan de kust
gebonden soort, die je niet op het strand vindt.
Hij zit alleen op basaltblokken langs dijken,
pieren en strekdammen. Een tamme soort die vaak
optrekt met steenlopers.
Strandloper van stenige oppervlakten. Zeer
kenmerkend, donker kleed, met een lichte buik.
Gele poten en gele snavelbasis. In vlucht komt
hij ook donker over; opvallend zijn de witte
vleugelstrepen en witte staartzijden.
Geluid:
Roept met korte, scherpe toontjes: "krik", "kik-uk"e.d.
Baltsroep alleen in broedgebieden.
Leefgebied:
In de winter vrijwel uitsluitend te vinden aan
zee, op harde substraten, vooral op basalt en
beton. Dijken, pieren, strekdammen. Soms in gras
op zeedijken. Vaak in de spatzone van golven.
Broedt aan arctische kusten, op hoogvlakten en
in gebergten, vaak vlakbij plekken met sneeuw en
ijs met natte mosvegetaties of in kale,
steenachtige toendra met korstmos. Ook op
rotseilandjes en kiezelstranden.
Broedbiotoop:
Monogaam en territoriaal, maar zoekt ook buiten
territorium voedsel. Paren broeden meestal niet
dicht bij elkaar. Legtijd van midden mei
(Noorwegen) tot midden juli (Siberië). Broedt op
de grond in ondiep kuiltje, dat relatief
rijkelijk is bekleed met plantenmateriaal. Beide
geslachten broeden. Heeft 1 broedsel, meestal 4,
soms 3 eieren. Broedduur 21-25 dagen. Jongen
nestvlieders, vliegvlug na 19-24 dagen. Vrouwtje
verlaat voor het uitvliegen de jongen, mannetje
hoedt ze dan alleen.
Voedsel:
In de
winter vooral mollusken (slakjes, mossels), maar
ook insecten (kevers, vliegen), kleine
kreeftachtigen (vooral vlokreeftjes),
ringwormen, kleine visjes en algen.
In de broedtijd vooral insecten en
springstaarten, ook spinnen, slakken, wormen en
wat plantenmateriaal (blaadjes, knoppen, bessen,
zaden).
Trek:
Trekken
vooral naar rotsachtige kusten van West-Europa
en Zuid-Scandinavië, maar kunnen ook heel
noordelijk aan de kust overwinteren (Noord-Rusland
bijvoorbeeld). Vrouwtjes verlaten broedgebied
het eerst. In Nederland vooral van september tot
mei. Sterk kustgebonden soort, ook op trek,
wordt bij hoge uitzondering in binnenland
gezien. |