0305_100217
0408_111214
0573_111217
0696_111218
|
Info:
De torenvalk is vooral bekend door het bidden,
dat je vaak langs de weg ziet. Was lange tijd de
talrijkste roofvogel, maar dat is nu de buizerd.
Toch is het nog steeds een kenmerkende vogel van
het open land in Nederland. Een uitgesproken
veldmuisjager, die graag in nestkasten broedt in
open land. Als er weinig muizen zijn pakt hij
ook wel jonge weidevogels of mussen. Pakt
uitsluitend prooien van de grond.
Kleine valk met lange staart. Kenmerkende
roodbruine rug in alle kleden. Man met grijze
kop en grijze staart met zwarte eindband, vrouw
met geheel roodbruine bovenzijde, inclusief
sterk gebandeerde staart. Ondiepe, rustige
vlucht, bidt veel. In silhouet is de lange
staart kenmerkend, de vleugelpunten zijn minder
spits dan bij andere valken. In zit steekt de
staart ver voorbij de vleugelpunten. Korte
tenen.
Geluid:
Vooral bij het nest en tijdens de balts vocaal,
verder tamelijk zwijgzaam. Meest gehoord is "kie-kie-kie-kie-kie-kie…".
Broedbiotoop:
Territoriaal, maar kan soms in kolonies broeden
(vroeger ook in Nederland). Bouwt zelf geen
nest. Broedt in oud kraaiennest, in Nederland
tegenwoordig vooral in speciale open of halfopen
torenvalkkasten met turf erin. Ook in nissen in
gebouwen en in het buitenland op rotsrichels en
in rotsspleten. Eén legsel, zeer zelden twee;
meestal 4-6 eieren. Broedtijd april-juli.
Broedduur 27-31 dagen, begint na leg eerste ei.
Alleen vrouwtje broedt. Jongen vliegvlug na
27-35 dagen, worden nog vaak wekenlang gevoerd.
Leefgebied:
Open en halfopen land met veel woelmuizen.
Broedt in nestkasten, solitaire bomen en aan de
rand van bos en bosjes. Zelden ook op de grond.
Boerenland met veel (kort) grasland, heide,
hoogvenen, open duin en duinvalleien, akkers,
soms ook in de stad.
Voedsel:
Gespecialiseerd op kleine zoogdieren, vooral
woelmuizen (zoals veldmuis, aardmuis, noordse
woelmuis). Ook wel zangvogels van open land,
kuikens van weidevogels, grote insecten (kevers,
sprinkhanen e.d.), vooral als er geen muizen
zijn. Jaagt in lage, rustige vlucht, tijdens
bidden en vanaf een zitpost. Pakt prooi van de
grond na een stootduik, is niet snel genoeg om
vogels in de lucht te slaan.
Trek:
Noordelijke broedgebieden worden in de herfst
verlaten, vooral in september en oktober, jonge
vogels al vanaf augustus. Trekken ook naar
Nederland. Onze broedvogels zijn grotendeels
standvogel. Voorjaarstrek in maart en april,
niet opvallend. Geen grote concentraties langs
de kust. Trekt overdag, liefst met wind in de
rug. |