6477_130508
6730_130518
6741_130518
9625_140729
|
Info:
Van de drie soorten in Nederland broedende
kiekendieven is de bruine kiekendief verreweg de
algemeenste. Hij is een echte moerasvogel, met
een voorkeur voor rietland. Lokaal kan de soort,
als er sprake is van een hoge muizendichtheid,
ook droger habitat bezetten, zoals bouwland. Van
de drie soorten broedt en jaagt de bruine
kiekendief in de natste en hoogste vegetaties.
Slanker dan buizerd, met langere en smallere
vleugels en staart. Lange gele poten. Houdt
vleugels tijdens trage jachtvlucht in opvallende
V. Volwassen mannetjes hebben opvallende zwarte
vleugelpunten, grijs in de vleugels en een
grijze staart. Vrouwtjes groter, geheel bruin
met een roomwitte kruin, keel en vleugelboeg.
Juveniel lijkt op vrouw, maar heeft zwartbruin
kleed en gaaf verenkleed (geen rui).
Man roept tijdens hoge baltsvlucht een hoog "hie-è",
vrouw roept hoger "hie-je". Alarmroep kekkerend,
jongen bedelen met hoge "hieee…."
Leefgebied:
Zowel in
broedtijd als daarbuiten vooral open
moerasgebieden, maar ook open boerenland. Broedt
liefst in uitgestrekt rietland, maar ook in
slootjes met riet en regelmatig in akkers.
Broedbiotoop:
Man baltst
direct bij aankomst in maart-april hoog in de
lucht. Golvende vlucht met diepe vleugelslagen.
Gooit zich op zijn zij en roept dan "hie-è..".
Baltsvlucht eindigt met 'feuille morte' in
rietland. Territoriaal, maar kan meerdere
vrouwtjes hebben. Dan nesten soms dicht bij
elkaar. Nest van plantenmateriaal, op de grond
of boven water, meestal in riet. Eén legsel,
meestal 3-6 eieren. Broedtijd april-mei, tot in
juni. Broedduur 31-38 dagen, begint bij eerste
ei. Jongen vliegvlug na 35-40 dagen, worden nog
wekenlang gevoerd.
Voedsel:
Jaagt op
kenmerkende kiekendief-manier: laag zwevend en
rustig flappend, schommelend, regelmatig biddend
en draaiend waarna hij zich op een prooi stort.
Leeft van kleine zoogdieren, jonge vogels,
eieren, kikkers, aas.
Trek:
Zomervogel, maar overwintert ook in kleine
aantallen in Zuidwest-Nederland. Najaarstrek in
augustus-september, met uitloop tot in oktober.
Voorjaarstrek van eind maart tot in mei, jonge
vogels soms nog later. Breedfronttrek met enig
stuwing langs kustlijnen. Overwintert in
Zuid-Europa en Noord-Afrika, ook wel in
ZW-Nederland. |